Het metabool syndroom vraagt met zijn combinatie van gezondheidsproblemen een brede aanpak. Gezonder eten, meer bewegen en afvallen zijn hierbij belangrijke pijlers. Maar ook bepaalde kunnen van invloed zijn. In dit blog bespreken we de rol van maaltijdfrequentie bij het metabool syndroom.
Is gezondheid ook jouw passie en wil je meer leren over hoe voeding en suppletie aan je gezondheid kunnen bijdragen? Bekijk dan onze e-learning Orthomoleculair Adviseur Basis of Orthomoleculair Adviseur Gevorderd.
Wat is het metabool syndroom?
Het metabool syndroom is niet een opzichzelfstaande aandoening of ziekte maar een cluster van verschillende gezondheidsproblemen die te maken hebben met een verstoring van de stofwisseling, ook wel het metabolisme. Bij het metabool syndroom zijn de suiker- en vetstofwisseling ontregeld. Deze ontregeling en de gezondheidsproblemen die daaruit voortkomen leiden tot een verhoogd risico op allerlei aandoeningen zoals hart- en vaatziekten en diabetes type 2.
Metabool syndroom criteria en symptomen
Er is sprake van het metabool syndroom wanneer minimaal 3 van de volgende 5 criteria worden vastgesteld:1,2
- Een te hoge bloedsuikerspiegel met een nuchtere bloedsuikerwaarde gelijk aan of hoger dan 5,5 mmol/L. Of het gebruik van medicatie voor diabetes type 2.
- Een te laag HDL-cholesterolgehalte met een waarde lager dan 1,3 mmol/L bij vrouwen en 1,0 mmol/L bij mannen. Of het gebruik van medicatie voor een laag HDL-cholesterolgehalte.
- Een verhoogde bloeddruk met een systolische druk (bovendruk) van 130 mm Hg of hoger en een diastolische druk (onderdruk) van 85 mm Hg of hoger. Of het gebruik van medicatie voor hypertensie.
- Een te hoog triglyceridengehalte (vet) in het bloed van meer dan 1,7 mmol/L. Of het gebruik van medicatie voor hypertriglyceridemie.
- Te veel buikvet of te grote tailleomtrek met een buikomvang van meer dan 88 cm bij vrouwen en meer dan 102 cm bij mannen. Dit wordt ook wel abdominale obesitas genoemd.
Van een hoge bloeddruk, een te laag HDL-cholesterolgehalte en een te hoog triglyceridengehalte merk je niet altijd veel. Wel kun je bepaalde symptomen van een te hoge bloedsuikerspiegel ervaren zoals overmatige dorst, vaak plassen, prikkelbaarheid en vermoeidheid.
Meer over het herkennen van de symptomen van een te hoge bloedsuiker lees je in ons ander blog.

Hoe ontstaat het metabool syndroom?
Hoe het metabool syndroom precies ontstaat is nog onduidelijk en moeilijk te achterhalen. Wel spelen abdominale obesitas (ophoping van vet rond de buik en de organen), insulineresistentie en ontstekingen een grote rol.1
Insulineresistentie
Insuline is een hormoon dat de bloedsuikerspiegel stabiliseert wanneer deze stijgt. Het hormoon bindt zich aan insulinereceptoren en zorgt ervoor dat insulinegevoelige cellen zoals lever-, spier- en vetcellen glucose kunnen toelaten waar het als energie kan worden gebruikt of opgeslagen.
Bij insulineresistentie worden vooral de lever- en spiercellen minder gevoelig voor insuline waardoor deze hier minder goed op reageren. Als reactie gaat de alvleesklier juist meer insuline (hyperinsulinemie) aanmaken zodat deze cellen alsnog glucose opnemen om de bloedsuikerspiegel te stabiliseren. De cellen blijven echter ongevoelig voor insuline, en de alvleesklier blijft meer insuline aanmaken. Dit zorgt voor een vicieuze cirkel, waarin de cellen door de hoge blootstelling aan insuline steeds ongevoeliger worden, en de alvleesklier steeds meer insuline aan moet maken om de bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Uiteindelijk kan dit leiden tot uitputting van de alvleesklier. De bloedsuikerspiegel kan dan niet meer goed gereguleerd worden, met hoge bloedsuikerwaarden (hyperglycemie) tot gevolg.
Bekijk ook ons ander blog kun je insulineresistentie omkeren en diabetes voorkomen.
Abdominale obesitas en laaggradige ontstekingen
Het vetweefsel in de buik scheidt ontstekingsbevorderende cytokinen zoals leptine, adiponectine, IL-6 en TNF-α uit uit. In een staat van laaggradige ontsteking is de werking van dit vetweefsel verstoord wat leidt tot een disregulatie van adipokines en verschillende ziekten.3 Veel nadelige effecten van obesitas in de rest van het lichaam worden toegeschreven aan deze laaggradige ontstekingen.
De rol van leefstijl en genen
Leefstijl levert de grootste bijdrage aan het ontstaan van de gezondheidsproblemen die behoren tot het metabool syndroom. Een combinatie van de volgende factoren kan het ziekteproces beginnen en bevorderen:4,5
- Een te hoge calorie-inname en ongezonde voeding: te veel geraffineerde koolhydraten en suikers, te veel verzadigde vetten en transvetten, te weinig vezels, te weinig groente en fruit en dus een te lage inname van essentiële voedingsstoffen.
- Te weinig bewegen en te veel zitten.
- Alcohol drinken.
- Roken.
- Een verstoord slaapritme met een tekort aan slaap.
- Chronische stress.
- Andere fysieke of psychische aandoeningen zoals depressie en reumatoïde artritis.
- Het gebruik van medicijnen zoals antidepressiva, corticosteroïden en antipsychotica.
Daarnaast spelen ook genen een belangrijke rol.1 Sommige mensen hebben een grotere kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van overgewicht en obesitas en/ of hebben aanleg voor een verminderde insulinegevoeligheid. Hierdoor kun je ongeacht een gezonde leefstijl toch gezondheidsproblemen ontwikkelen die kunnen leiden tot het metabool syndroom.

De rol van maaltijdfrequentie bij het metabool syndroom
Doordat leefstijlfactoren een grote invloed hebben op het ontstaan van het metabool syndroom is gezond eten cruciaal voor de gezondheid. Daarnaast wordt ook gedacht dat niet alleen wat je eet maar ook het aantal eetmomenten per dag hierbij een rol spelen. Dit zou onder andere te maken kunnen hebben met de reactie van het lichaam na de maaltijd.
Het idee is als volgt. Hoe vaker je eet, hoe vaker je lichaam de stijging van glucose- en triglyceridenwaarden moet verwerken. Ook wordt het immuunsysteem steeds geactiveerd om mogelijke pathogenen uit het eten op te sporen en onschadelijk te maken. Hierbij ontstaat een ontstekingsreactie, een post-prandial inflammation respons (PPIR), en komen ontstekingsbevorderende cytokinen vrij zoals IL-6 en TNF-α. Door dus minder maaltijden op een dag te eten zou dit minder vaak kunnen gebeuren, wat de kans op het metabool syndroom zou kunnen verlagen. Aan de andere kant wordt ook gedacht dat een hoge maaltijdfrequentie voordelen zou kunnen hebben. Dit zou bijvoorbeeld kunnen zorgen voor een gelijkmatigere bloedsuikerspiegel en verminderde hongergevoelens. Maar wat zegt de wetenschap over de rol van maaltijdfrequentie bij het metabool syndroom?
Wat zegt de wetenschap?
Hoewel onderzoek laat zien dat het aantal dagelijkse eetmomenten een rol kan spelen in het ontwikkelen van het metabool syndroom, is de wetenschap nog erg verdeeld of een hoge of lage maaltijdfrequentie beter is. Verschillende onderzoekers hebben gekeken naar de effecten van maaltijdfrequentie op metabole gezondheid, maar ook in overzichtsstudies komen zij tot tegenstrijdige conclusies.
Zo vond een recente meta-analyse dat een lagere maaltijdfrequentie bijdroeg aan gewichtsverlies, hoewel de effecten klein waren.6 Ook vond een systematische review dat bij mensen met diabetes type 2 Een andere studie wees er echter op dat minder dan drie maaltijden per dag eten bij kinderen juist geassocieerd was met een hoger risico op obesitas.7 Daarnaast vond een meta-analyse dat een hogere maaltijdfrequentie (meer dan drie maaltijden per dag) leidde tot een afname van het vetpercentage. Dit resultaat leek echter vooral gebaseerd te zijn op één van de vijftien studies in de analyse; wanneer deze werd weggelaten, verdween het effect.8
De verschillen in uitkomsten tussen studies kunnen verklaard worden door meerdere factoren. Zo wordt in sommige onderzoeken gekeken naar specifieke groepen, zoals mensen met diabetes, kinderen of ouderen, waardoor de resultaten moeilijk te vergelijken zijn. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat mensen met diabetes anders reageren op een lagere maaltijdfrequentie.
Het belang van timing en regelmaat
Hoewel het dus erg onduidelijk is welke maaltijdfrequentie optimaal is, lijken ook andere factoren van maaltijdtiming een rol te spelen. Zo lieten verschillende studies zien dat maaltijden die later op de dag gegeten worden, met name laat in de avond, kunnen bijdragen aan gewichtstoename en een verslechterde glucosehuishouding.9,10 Een groter deel van de calorieën in de ochtend eten lijkt daarbij juist positieve effecten te hebben op de metabole gezondheid. Er wordt gedacht dat dit kan komen door het circadiaanse ritme. Over de dag heen varieert de mate waarin verschillende processen plaatsvinden. Mogelijk zou deze variatie ervoor zorgen dat het lichaam eerder op de dag beter in staat is om het eten te verwerken.
Lees meer over het circadiaanse ritme in ons vorige blog.
Ook word gedacht dat regelmaat in eetpatronen een rol zou kunnen spelen bij metabole gezondheid.11 Wanneer je bijvoorbeeld de ene dag wel ontbijt en de andere niet zou het lichaam hier minder goed op voorbereid zijn. In verschillende studies werd ook gevonden dat een grotere variatie tussen dagen verband hield met negatieve uitkomsten voor onder andere gewicht en cognitieve vaardigheden, en verschillende interventieonderzoeken bevestigden deze hypothese. Wel is het hierbij lastig om een goede definitie te kiezen voor regelmaat. Zo keken sommige onderzoeken bijvoorbeeld of elke dag hetzelfde aantal calorieën gegeten werd, terwijl andere keken of er elke dag hetzelfde aantal maaltijden gegeten werd.

Tot slot
Het metabool syndroom omvat verschillende gezondheidsproblemen die het risico op allerlei aandoeningen vergroten. Het is daarom belangrijk om er op tijd bij te zijn en het ontwikkelen van het metabool syndroom te voorkomen. Hoewel het nog niet duidelijk is wat de meest optimale maaltijdfrequentie is, lijkt een regelmatig eetpatroon, waarbij de meeste calorieën eerder op de dag worden geconsumeerd gunstig voor de metabole gezondheid. Over het algemeen blijft het advies: het beste dieet is een dieet dat je volhoudt.
- Swarup, S., Ahmed, I., Grigorova, Y., & Zeltser, R. (2024). Metabolic syndrome. StatPearls Publishing.
- Alberti, K. G., Eckel, R. H., Grundy, S. M., et al. (2009). Harmonizing the metabolic syndrome: a joint interim statement of the International Diabetes Federation Task Force on epidemiology and prevention; National Heart, Lung, and Blood Institute; American Heart Association; World Heart Federation; International Atherosclerosis Society; and International Association for the Study of Obesity. Circulation, 120(16), 1640-1645.
- Clemente-Suárez, V. J., Redondo-Flórez, L., Beltrán-Velasco, A. I., et al. (2023). The role of adipokines in health and disease. Biomedicines, 11(5), 1290.
- Potenza, M. V., & Mechanick, J. I. (2009). The metabolic syndrome: definition, global impact, and pathophysiology. Nutrition in Clinical Practice, 24(5), 560-577.
- Mendelson, S. D. (2008). Metabolic syndrome and psychiatric illness. Interactions, pathophysiology, assessment and treatment. Elsevier.
- Alkhulaifi, F., & Darkoh, C. (2022). Meal timing, meal frequency and metabolic syndrome. Nutrients, 14(9), 1719.
- Paoli, A., Tinsley, G., Bianco, A., & Moro, T. (2019). The influence of meal frequency and timing on health in humans: the role of fasting. Nutrients, 11(4), 719.
- Ha, K., & Song, Y. (2019). Associations of meal timing and frequency with obesity and metabolic syndrome among Korean adults. Nutrients, 11(10), 2437.
- Park, H., Shin, D., & Lee, K. W. (2023). Association of main meal frequency and skipping with metabolic syndrome in Korean adults: a cross-sectional study. Nutrition Journal, 22(1), 24.
- Azizi, N., Shab-Bidar, S., Bazshahi, E., et al. (2022). Joint association of meal frequency and diet quality with metabolic syndrome in Iranian adults. BMC Nutrition, 8(1), 12.
- Munsters, M. J., & Saris, W. H. (2012). Effects of meal frequency on metabolic profiles and substrate partitioning in lean healthy males. PloS one, 7(6), e38632.
- Liu, H. Y., Eso, A. A., Cook, N., O’Neill, H. M., & Albarqouni, L. (2024). Meal timing and anthropometric and metabolic outcomes. JAMA Network Open, 7(11), e2442163.