Orthomoleculair kennisinstituut
Menu

Vitamine D

In het kort
  • Vitamine D is een in vetoplosbare vitamine. Het (pro)hormoon vinden we in voeding van dierlijke oorsprong of maken we aan door invloed van UV-straling (zonlicht).
  • De twee belangrijkste vormen zijn D2 (ergocalciferol; plantaardige vorm) en D3 (cholecalciferol; dierlijke, actieve vorm).
  • Vitamine D bevordert het calciumgehalte in de botten, het celdelingsproces, heeft een positieve invloed op het immuunsysteem en is goed voor de spieren en tanden.
  • Ontoereikende vitamine D niveaus komen voor bij ouderen, mensen die weinig buiten komen, of mensen met een donkere huidskleur.
  • Vitamine D kan worden ingezet bij o.a.: hart- en vaatziekten, osteoporosemultiple sclerose, COVID-19 en reumatoïde artritis.
In het kort

Wat is Vitamine D?

Vitamine D (ergocalciferol of cholecalciferol) is een in vetoplosbare, onmisbare vitamine met als voornaamste rol het ondersteunen van een normale en gezonde botmineralisatie. Verder ondersteunt vitamine D het afweersysteem en is het van belang voor het zenuwstelsel, de glucosetolerantie, het behoud van normale spiercontracties en de groei en het differentiëren van de huidcellen.

De twee belangrijkste vormen zijn D2 (ergocalciferol; plantaardige vorm) en D3 (cholecalciferol; dierlijke vorm).1,2,3 De aanmaak van de actieve vorm van vitamine D is een stapsgewijs proces. Vitamine D3 wordt in de huid aangemaakt door bestraling van 7-dehydrocholesterol (previtamine D3, een cholesterol precursor) met zonlicht UVB (290 – 320 nm), gevolgd door thermische isomerisatie van het tussenproduct (previtamine D3) tot vitamine D3. Zowel ergocalciferol en cholecalciferol zijn biologisch inert en vereisen hydroxylering in het lichaam van de actieve metaboliet om calcitriol te vormen. Vitamine D2 blijkt 66 procent minder efficiënt te zijn dan vitamine D3 in het verhogen van 25-hydroxyvitamine D serum niveaus.4,5,6,7

Omdat ons lichaam met behulp van UV-straling van de zon zelf vitamine D aanmaakt is vitamine D strikt genomen géén vitamine. De zonnevitamine is te beschouwen als een prohormoon met een endocriene, paracriene en autocriene werking. Vitamine D3 wordt in de huid gesynthetiseerd uit 7-dehydrocholesterol (previtamine D3) met UV-licht. Vitamine D3 (uit de huid) bereikt de circulatie door binding aan het vitamine D bindend eiwit in plasma. Onder invloed van UVB ontstaan ook de fysiologisch inactieve producten tachysterol en lumisterol. Deze twee reactieproducten voorkomen UV-geïnduceerde vitamine D-intoxicatie.

Wat is Vitamine D?

Gebruik

Vitamine D wordt zowel oraal als intramusculair gebruikt voor osteoporose, osteomalacie, val preventie, renale osteodystrofie, multiple sclerose, rachitis, hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, luchtweginfecties, reumatoïde artritis, gewichtsverlies, pre menstrueel syndroom, diabetes type 1 en 2, osteomalacie, familiaire hypofosfatemie, verhoogd cholesterol, spierpijn en COVID-19.

Gebruik

Werking

Vitamine D, bekend als de ‘zonnevitamine’, is belangrijk voor het voorkomen van rachitis, osteomalacie en osteoporose. Daarnaast worden er meerdere claims in verband gebracht met deze in vetoplosbare vitamine. In de afgelopen jaren zijn er talloze wetenschappelijke publicaties verschenen die opname van vitamine D in gunstige zin in verband brengen met hart- en vaatziekten, hypertensie, type 1- en type 2-diabetes, multiple sclerose, reumatoïde artritis, inflammatoire darmziekte, het risico op vallen, chronische pijn encognitief functioneren.

Ook zijn er enkele studies verschenen waarbij een zeer hoge dosering vitamine D werd ingezet als geneesmiddel ter preventie van vallen met als gevolg fracturen of vice versa.

Farmacokinetische kenmerken van vitamine D

In de huid worden de hoogste concentraties 7-dehydrocholesterol aangetroffen. De plasma-halfwaardetijden bedragen voor

  • vitamine D: 24 uur (0 – 130 nmol/l),
  • calcidiol: drie weken (20 – 150 nmol/l) en,
  • calcitriol: 4 tot 6 uren (38 – 144 pmol/l).

Vanwege de snelle stijging van het plasma-vitamine D bij blootstelling aan zonlicht, de verschillen in halfwaardetijden en daarbij de strikte regulatie van calcitriol, wordt het plasma-calcidiol als de meest betrouwbare parameter voor de vitamine D-status beschouwd. Bovendien reflecteren calcidiolconcentraties de UV-absorptie en de opname van vitamine D via de voeding. Mensen die op hoge breedtegraden wonen, gaan cyclisch door perioden met lage (late winter/vroege voorjaar) en hogere (zomer) plasma-calcidiolspiegels.8 De fysiologische effecten van vitamine D worden veroorzaakt door de effecten van calcitriol op de genexpressie. Deze actieve vorm van vitamine D regelt de transcriptie van een groot aantal genen door binding aan de nucleaire vitamine D-receptor (VDR). De vitamine D-receptor (VDR) behoort tot de superfamilie van steroïde kernreceptoren. In de meeste celtypes kan echter pas transcriptie plaatsvinden nadat het complex van calcitriol, gebonden aan zijn receptor, een verbinding (dimeer) vormt met de vitamine A-receptor.9 Cross-talk tussen VDR en andere receptoren wordt niet uitgesloten. De mate waarin de cel reageert op calcitriol is onder andere afhankelijk van de hoeveelheid VDR die aanwezig is. Receptoren voor vitamine D zijn aangetroffen in meer dan vijfendertig verschillende typen cellen en weefsels. Tenminste 17 celtypen brengen ook het enzym hydroxylase tot expressie dat nodig is voor de omzetting van calcidiol in calcitriol. De aanmaak van calcitriol en de aanwezigheid van VDR is onder andere aangetoond in: de hersenen (hippocampus inbegrepen), bijschildklieren, alvleesklier (bètacellen), spier- en skeletstelsel (bot- en spierweefsel), cardiovasculaire systeem, spijsverteringssysteem, nieren, organen van het voortplantingsstelsel, huid, beenmerg en cellen van het afweersysteem (lymfocyten).7,10

Een tekort aan vitamine D vinden we vooral bij volwassenen boven de 50 jaar. Meer dan 50 procent van de Noord-Europese of Noord-Amerikaanse bevolking krijgt een therapie tegen osteoporose en heeft een onvoldoende D-status.11 Verschillende factoren spelen een rol zoals het blootstellen aan zonlicht, vermindering van de omzetting van vitamine D via de huid, verminderde opname via de darm, verminderde inname, chronische nierziekte en een verminderd metabolisme om vitamine D te activeren, wat veel voorkomt bij ouderen.12,13,14 Het risico voor een tekort aan vitamine D is erg groot bij mensen van 65 jaar en ouder en wordt groter naarmate de leeftijd nog verder vordert.15

Functies

De belangrijkste functie van vitamine D is om het serum calcium en fosfor concentraties te reguleren. Vitamine D verhoogt de efficiëntie van de intestinale absorptie van calcium vooral in de twaalfvingerige darm en jejunum, en fosfor met name in het jejunum en ilium.16,17 Bij de afwezigheid van voldoende vitamine D wordt slechts 10 tot 15 procent van de calcium geabsorbeerd en van de fosfor slechts 60 procent. Bij aanwezigheid van vitamine D, stijgt de calciumabsorptie van 30 tot 40 procent en de fosfor absorptie met 80 procent.16 Deze twee mineralen spelen een rol bij de botstofwisseling, spiercontractie, zenuwgeleiding en het algehele functioneren van cellen in het lichaam.

Daarnaast kan vitamine D de efficiëntie verhogen waarmee calcium en fosfor vanuit de dunne darm worden opgenomen. Daarnaast beïnvloed vitamine D de heropname van deze stoffen in de nieren en kan calcium vanuit het bot mobiliseren. Vitamine D bevordert ook de botvorming en -mineralisatie, processen die essentieel zijn voor de ontwikkeling en handhaving van een sterk skelet. De aanwezigheid van vitamine D-receptoren in verschillende weefsels heeft echter meerdere functies dan vooralsnog werd aangenomen. Op moleculair niveau vervult calcitriol een autocriene functie in de regulering van genexpressie, celdifferentiatie en celproliferatie.18 Een andere functie van vitamine D heeft betrekking op de werking van het afweersysteem. Vitamine D wordt door mensen gebruikt tegen osteoporose en spierzwakte; om het immuunsysteem sterker te maken, en het voorkomen van auto-immuunziekte, MS, reumatoïde artritis, chronische longaandoening (COPD), astma en bronchitis. Maar ook bij rachitis, PMS, griep, en preventief tegen vallen en botbreuken.17

Vitamine D speelt een regulerende rol in de werking van het immuunsysteem. Rustende T- en B-lymfocyten hebben geen vitamine D-receptor, maar na activering van deze cellen wordt de vitamine D-receptor tot expressie gebracht.19 Dendritische cellen die een rol spelen bij immuunregulering hebben een vitamine D-receptor en reageren op calcitriol. Deze actieve vorm van vitamine D regelt de expressie en productie van ontstekingsbevorderende cytokinen. Door beïnvloeding van de productie van cytokinen en de activiteit van regulatoire T-cellen kan vitamine D ontstekingsprocessen verminderen. Geactiveerde macrofagen produceren overmatige hoeveelheden calcitriol die op paracriene wijze geactiveerde T- en B-cellen kunnen beïnvloeden.20 Vitamine D verhoogt de expressie van cathelicidine (LL-37), een antimicrobiële peptide die belangrijk blijkt te zijn voor het aangeboren immuunsysteem, met name tegen Mycobacterium tuberculosis.21,22 De wetenschappers concludeerde dat er een causaal verband is vastgesteld tussen de inname van vitamine D en de bijdrage tot de normale functie van het immuunsysteem en gezonde ontstekingsreactie.

Vitamine D kan de calcium opname verhogen, maar dit effect is bescheiden bij gezonde mensen in doses lager dan 1200 IE per dag. Indien inname van calcium onvoldoende is, mobiliseert vitamine D in combinatie met het bijschildklierhormoon calcium voorraden uit het bot. Vitamine D lijkt ook effecten in de hersenen, hart, pancreas, mononucleaire cellen, geactiveerde lymfocyten en huid, maar de precieze fysiologische rol is nog onduidelijk. De hydroxylering van vitamine D calcitriol treedt op in de nieren.17

Vitamine D voor zuigelingen

De Gezondheidsraad adviseert tot het vierde levensjaar het hele jaar door 10 mcg extra vitamine D te suppleren, ongeacht het voedingspatroon. Hierbij maakt het niet uit of de baby fles of borstvoeding ontvangt, extra vitamine D is nodig. Vitamine D is nodig om calcium uit de voeding in het lichaam op te nemen. Daarnaast is het belangrijk voor de groei en het behoud van stevige botten en tanden.

Naast D-suppletie is vitamine K van belang voor de baby. Dit nutriënt kunnen ze niet zelf aanmaken omdat er nog niet voldoende darmbacteriën aanwezig zijn. De verloskundige geeft – op advies van de Gezondheidsraad – na de geboorte voldoende vitamine K voor een week. Na 3 maanden beginnen zuigelingen zelf vitamine K aan te maken. Bij volledige borstvoeding is het zaak om vanaf dag 8 na de geboorte totdat de baby 3 maanden oud is dagelijks vitamine K te suppleren.

Gezondheidsimplicaties en ziektepreventie

De laatste jaren zijn er talloze publicaties verschenen over vitamine D die niet direct samenhangen met de botcalcificatie of neuromusculaire functies.

Naast immuunmodulerende en anti-inflammatoire eigenschappen speelt calcitriol, eveneens een rol bij de secretie van insuline en bij de bloeddrukregulering. Bovendien zou calcitriol van belang zijn voor de hersenstofwisseling. Vitamine D zou zelfs bijdragen aan het behoud van een goede barrièrefunctie van het darmslijmvlies.23 Andere publicaties vermelden dat een optimale vitamine D-status bijdraagt aan de preventie van (chronische) ziekten, waaronder ziekten van het bewegingsapparaat, auto-immuunziekten, cardiovasculaire aandoeningen, metabool syndroom, type 1- en type 2-diabetes, infectieziekten en mentale aandoeningen. De vraag is in hoeverre vitamine D hierin een rol speelt en wat het onderliggende patho-fysiologische mechanisme is. Een lage vitamine D-status en de prevalentie van deze aandoeningen impliceert niet direct een oorzakelijk verband. Op grond van meerdere epidemiologische klinische en experimentele studies is gebleken dat een vitamine D-tekort aanleiding geeft en/of bijdraagt aan osteoporose, botbreuken en cardiovasculaire aandoeningen. De hype over vitamine D en de aanwijzingen dat een tekort aan vitamine D zou leiden tot vetzucht, metabool syndroom, diabetes mellitus type 2, verminderd cognitief functioneren, multiple sclerosis en hypertensie berust momenteel op onvoldoende wetenschappelijk bewijs maar geeft wel aanleiding tot vervolgonderzoek. In vitro, dierexperimentele en kleinschalige klinische studies kunnen niet worden geëxtrapoleerd naar hele bevolkingsgroepen.

Vitamine D is te beschouwen als een hormoon met een endocriene, paracriene en autocriene werking. Het is een vaststaand feit dat vitamine D noodzakelijk is voor een gezond bewegingsapparaat. Overige gezondheidsclaims van vitamine D dienen met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd.

Werking

Veiligheid

Bij gebruik op langere termijn moet de dosis niet hoger zijn dan de aanvaardbare bovengrens van inname. Bij zuigelingen van 0-6 maanden mag die niet hoger zijn dan dagelijks 1500 IE; bij kinderen van 1-3 jaar een dagelijkse inname van niet hoger dan 2500 IE; kinderen van 4-8 jaar niet hoger dan 3000 IE; kinderen van 9 jaar en ouder niet hoger dan 4000 IE per dag, hogere doseringen kunnen wel maar uitsluitend op korte termijn wanneer er sprake is van vitamine D-deficiëntie. Bij zwangere vrouwen: de inname van vitamine D is veilig te gebruiken in doses lager dan de aanvaardbare bovengrens van 4000 IE per dag.11 Mogelijk is het onveilig bij hogere doseringen, onderzoek ontbreekt hiervoor. Hypercalcemie tijdens de zwangerschap door overmatig vitamine D-gebruik kan tot nadelige effecten voor de foetus leiden zoals onderdrukking van het PTH hormoon, tetanie, toevallen of lichamelijke retardatie bij het kind.11

Bij borstvoeding: de inname van vitamine D is veilig te gebruiken in een dosering die lager is dan de aanvaardbare bovengrens van 4000 IE per dag.11

Veiligheid

Interacties

Medicijnen

Aluminium

Het eiwit dat calcium door de darmwand transporteert, kan ook aluminium binden en transporteren. Dit eiwit wordt gestimuleerd door vitamine D, waardoor de opname van aluminium kan toenemen.76,77,78 Dit mechanisme kan bijdragen aan verhoogde aluminiumspiegels en toxiciteit bij mensen met nierfalen, wanneer ze chronisch vitamine D en aluminiumbevattende fosfaatbinders innemen.77,79,80

Atorvastatin (Lipitor)

Atorvastatine wordt in de darmen gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (CYP3A4) -enzymen. Vitamine D wordt verondersteld dit enzym te induceren, wat resulteert in een verminderde biologische beschikbaarheid van atorvastatine en andere CYP3A4-substraten. Klinisch onderzoek toont aan dat het nemen van twee specifieke vitamine D-producten (Therapeutic-M, Goldline Laboratories en Oyster shell calcium met vitamine D, Major Pharmaceuticals) de niveaus van atorvastatine en zijn actieve metabolieten aanzienlijk verlaagt. Niveaus van alle actieve componenten van atorvastatine daalden met 55 procent tijdens vitamine D-suppletie. Hoewel de atorvastatinespiegels afnamen, veranderden de totale cholesterol-, low-density lipoprotein (LDL) en high-density lipoprotein (HDL) -cholesterolspiegels niet substantieel.81

Calcipotriene (Dovonex)

Calcipotrieen is een vitamine D-analoog dat plaatselijk wordt gebruikt voor psoriasis. Het kan in voldoende hoeveelheden worden opgenomen om systemische effecten te veroorzaken, waaronder hypercalciëmie.82 Theoretisch zou het combineren van calcipotrieen met vitamine D-supplementen het risico op hypercalciëmie kunnen verhogen.

Cytochroom P 450 3A4 (CYP3A4)

Hoge doses vitamine D kunnen hypercalciëmie veroorzaken. Hypercalciëmie verhoogt het risico op fatale hartritmestoornissen met digoxine.82 Vermijd vitamine D-doses boven het toelaatbare bovenste innameniveau (4000 IE per dag voor volwassenen) en controleer de serumcalciumspiegels bij mensen die gelijktijdig vitamine D en digoxine gebruiken.

Diltiazem (Cardizem)

Hoge doses vitamine D kunnen hypercalciëmie veroorzaken. Hypercalciëmie kan de effectiviteit van verapamil bij atriale fibrillatie verminderen.83 Theoretisch zou dit ook kunnen gebeuren met diltiazem. Vermijd vitamine D-doses boven het toelaatbare bovenste innameniveau (4000 IE per dag voor volwassenen) en controleer de serumcalciumspiegels bij mensen die gelijktijdig vitamine D en diltiazem gebruiken.

Thiazide diuretica

Thiazidediuretica verminderen de calciumexcretie in de urine, wat kan leiden tot hypercalciëmie als gelijktijdig vitamine D-supplementen worden ingenomen.84,85,86 Dit is gemeld bij mensen die werden behandeld met vitamine D voor hypoparathyreoïdie, en ook bij oudere mensen met een normale bijschildklierfunctie die dagelijks een thiazide-, vitamine D- en calciumbevattende antacida gebruikten.87,88

Verapamil (Calan)

Hypercalciëmie veroorzaakt door hooggedoseerde vitamine D kan de therapeutische effecten van verapamil voor aritmie verminderen.

Hypercalciëmie als gevolg van hoge doses vitamine D kan de effectiviteit van verapamil bij atriale fibrillatie verminderen.83 Vermijd vitamine D-doses boven het toelaatbare bovenste innameniveau (4000 IE per dag voor volwassenen) en controleer de serumcalciumspiegels bij mensen die gelijktijdig vitamine D en verapamil gebruiken.

Supplementen

Calcium
Vitamine D kan de opname van calcium bij sommige mensen verhogen.

Inname van vitamine D samen met calcium verhoogt de actieve opname van calcium in de dunne darm.27 Eén klinische studie toont aan dat suppletie met vitamine D de werkelijke fractionele calciumabsorptie bij postmenopauzale vrouwen verhoogt.89 Dit lijkt echter niet van toepassing te zijn op premenopauzale vrouwen. In een ander klinisch onderzoek bij gezonde jonge vrouwen verbeterde het dagelijks toevoegen van vitamine D tot 2400 IE aan calcium de opname van calcium niet.90 Theoretisch kan overmatige inname van vitamine D en calcium bij sommige mensen het risico op hypercalciëmie verhogen.

Magnesium
Theoretisch zou vitamine D de opname van magnesium kunnen verhogen.

Het eiwit dat calcium door de darmwand transporteert, kan ook magnesium binden en transporteren. Dit eiwit wordt gestimuleerd door vitamine D, waardoor de magnesiumopname kan toenemen.76,91 Bij mensen met een laag vitamine D- en magnesiumgehalte kan het innemen van vitamine D de magnesiumstatus verbeteren.92 Bij mensen met een normaal magnesiumgehalte lijkt dit effect niet significant te zijn, mogelijk omdat de uitscheiding van magnesium via de urine ook toeneemt.91

Aandoeningen/ziekten

Arteriosclerose

Hoge doses vitamine D kunnen hypercalciëmie veroorzaken, wat kan bijdragen aan aderverkalking, vooral bij patiënten met een nieraandoening. Gebruik extra vitamine D voorzichtig.93,94

Histoplasmose
Vitamine D kan de calciumspiegels verhogen bij mensen met histoplasmose. Bij mensen met deze aandoening is het metabolisme van vitamine D naar calcitriol verhoogd, wat het risico op hypercalciëmie en complicaties zoals nierstenen en verkalkt weefsel kan verhogen. Gebruik extra vitamine D voorzichtig.20

Hypercalcemie
Vitamine D-supplementen kunnen hypercalciëmie versnellen en verergeren.93

Hyperparathyroidisme
Vitamine D kan het calciumgehalte verhogen en leiden tot hypercalciëmie bij mensen met hyperparathyreoïdie. Gebruik extra vitamine D voorzichtig.93

Lymfoma
Vitamine D kan de calciumspiegels verhogen bij mensen met lymfoom. Bij sommige soorten lymfoom wordt vitamine D gemakkelijker omgezet in calcitriol en kan dit leiden tot hypercalciëmie en complicaties zoals nierstenen en verkalkt weefsel. Gebruik extra vitamine D voorzichtig.20,93

Nierziekte
Vitamine D kan de calciumspiegels verhogen en het risico op aderverkalking verhogen bij mensen met nierfalen. Dit moet worden afgewogen tegen de noodzaak om renale osteodystrofie te voorkomen. Controleer de calciumspiegels zorgvuldig.94

Sarcoidose
Vitamine D kan de calciumspiegels verhogen bij mensen met sarcoïdose. Bij mensen met deze aandoening is het metabolisme van vitamine D tot calcitriol verhoogd, wat het risico op hypercalciëmie en complicaties zoals nierstenen en verkalkt weefsel kan verhogen. Gebruik extra vitamine D voorzichtig.20

Tuberculose
Vitamine D kan de calciumspiegels verhogen bij mensen met tuberculose. Bij mensen met een tuberculose-infectie is het metabolisme van vitamine D tot calcitriol verhoogd, wat het risico op hypercalciëmie en complicaties zoals nierstenen en verkalkt weefsel kan verhogen. Gebruik extra vitamine D voorzichtig.20

Interacties

Dosering

Bij gebruik op langere termijn moet de dosis niet hoger zijn dan de aanvaardbare bovengrens van inname. Bij zuigelingen van 0-6 maanden mag de dosis niet hoger zijn dan dagelijks 1500 IE; bij kinderen van 1-3 jaar een dagelijkse inname van niet hoger dan 2500 IE; kinderen van 4-8 jaar niet hoger dan 3000 IE; kinderen van 9 jaar en ouder niet hoger dan 4000 IE per dag, hogere doseringen kunnen wel maar uitsluitend op korte termijn wanneer er sprake is van vitamine D-deficiëntie.95 

Voor zwangere vrouwen is vitamine D inname veilig te gebruiken in doses lager dan de aanvaardbare bovengrens van 4000 IE per dag. 95 Hypercalcemie tijdens de zwangerschap door overmatig vitamine D-gebruik kan tot nadelige effecten voor de foetus leiden zoals onderdrukking van het PTH hormoon, tetanie, toevallen of lichamelijke retardatie bij het kind.95 Ook bij borstvoeding is vitamine D veilig te gebruiken in een dosering die lager is dan de aanvaardbare bovengrens van 4000 IE per dag. 95

Dosering
Referenties
  1. Armas LAG, Hollis BW and Heaney RP. (2004). Vitamin D2 is less effective than vitamin D3 in humans. Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, 89, 5387-5391.
  2. Bikle D. (2009). Nonclassic actions of vitamin D. Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, 94, 26-34.
  3. The paradoxical effects of vitamin D on type 1 mediated immunity. Molecular Aspects of Medicine, 29, 369-375.
  4. CEDAP (1997). Avis de la commission interministérielle d’étude des produits destinés à une alimentation particulière (CEDAP) en date du 18 décembre 1996 sur les recommandations relatives au caractère non trompeur des seuils des allégations nutritionnelles fonctionnelles. BOCCRF (Bulletin Officiel de la Concurrence, de la Consommation et de la Répression des fraudes) du 7 octobre 1997.
  5. Ceglia L. (2008). Vitamin D and skeletal muscle tissue and function. Molecular Aspects of Medicine, 29, 407-414.
  6. Cohen-Lahav M, Douvdevani A, Chaimovitz C, Shany S. (2007). The anti-inflammatory activity of 1,25-dihydroxyvitamin D3 in macrophages. The Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology.
  7. Groff JL, Gropper SS, Hunt SM. (1999). Advanced Nutrition and Metabolism.
  8. Shils ME et al. (1994). Modern nutrition in health and disease, 8th ed. 308–325.
  9. Bettoun DJ, Burris TP, Houck KA, Buck DW 2nd, Stayrook KR, Khalifa B, Lu J, Chin WW, Nagpal S. (2003). Retinoid X receptor is a nonsilent major contributor to vitamin D receptor-mediated transcriptional activation. Molecular Endocrinology, 17(11), 2320-2328.
  10. Zittermann A, Koerfer R. (2011). Vitamin D in the prevention and treatment of coronary heart disease. Current Opinion in Clinical Nutrion Metabolic Care, 11(6), 752-757.
  11. Holick MF, Siris ES, Binkley N, Beard MK, Khan A, Katzer JT, Petruschke RA, Chen E, de Papp AE. (2005). Prevalence of Vitamin D inadequacy among postmenopausal North American women receiving osteoporosis therapy. The Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism, 90(6), 3215-3224.
  12. Janssen HC, Samson MM, Verhaar HJ. (2002). Vitamin D deficiency, muscle function, and falls in elderly people. American Journal of Clinical Nutrition, 75, 611-615.
  13. Coburn JW. (2003). An update on vitamin D as related to nephrology practice. Kidney International Supplements, 64(87), 125-130.
  14. Bischoff-Ferrari HA, Borchers M, Gudat F, et al. (2004). Vitamin D receptor expression in human muscle tissue decreases with age. Journal of Bone and Mineral Research, 19, 265-269.
  15. Hanley DA, Davison KS. (2005). Vitamin D insufficiency in North America. Journal of Nutrion, 135(2), 332-337.
  16. Holick MF. (2007). Vitamin D deficiency. New England Journal of Medicine, 357(3), 266-281.
  17. Institute of Medicine (US) Standing Committee on the Scientific Evaluation of Dietary Reference Intakes. (1997). Dietary Reference Intakes for Calcium, Phosphorus, Magnesium, Vitamin D, and Fluoride. National Academies Press.
  18. Whiting SJ, Calvo MS. (2005). Dietary recommendations to meet both endocrine and autocrine needs of Vitamin D. The Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology, 97(1-2) 7-12.
  19. Tsoukas CD, Provvedini DM, Manolagas SC. (1984). 1,25-dihydroxyvitamin D3: a novel immunoregulatory hormone. Science, 224(4656), 1438-1440.
  20. Sharma OP. (2000). Hypercalcemia in granulomatous disorders: a clinical review. Current Opinion Pulmonary Medicine, 6,442-447.
  21. Khazai N, Judd SE, Tangpricha V. (2008). Calcium and vitamin D: skeletal and extraskeletal health. Current Rheumatology Reports, 10(2), 110-117.
  22. Kong J, Zhang Z, Musch MW, Ning G, Sun J, Hart J, Bissonnette M, Li YC. (2008). Novel role of the vitamin D receptor in maintaining the integrity of the intestinal mucosal barrier. American Journal of Physiology Gastrointestinal and Liver Physiology, 294(1), 208-216.
  23. Diamond TH, Ho KW, Rohl PG, Meerkin M. (2005). Annual intramuscular injection of a megadose of cholecalciferol for treatment of vitamin D deficiency: efficacy and safety data. Medical Journal Australia, 183(1), 10-12.
  24. Cava RC, Javier AN. (2007). Vitamin D deficiency. New England Journal of Medicine, 357.
  25. Vitamin D dosing: an update. (2010). Pharmacist’s Letter/Prescriber’s Letter, 26(7).
  26. Martins D, Wolf M, Pan D, et al. (2007). Prevalence of cardiovascular risk factors and the serum levels of 25-hydroxyvitamin D in the United States. Archives of Internal Medicine, 167, 1159-1165.
  27. Food and Nutrition Board, Institute of Medicine. (1999). Dietary Reference Intakes for Calcium, Phosphorus, Magnesium, Vitamin D, and Fluoride. National Academy Press.
  28. Urashima M, Segawa T, Okazaki M, et al. (2010). Randomized trial of vitamin D supplementation to prevent seasonal influenza A in schoolchildren. American Journal of Clinical Nutrition, 91, 1255-1260.
  29. Herr C, Greulich T, Koczulla R, et al. (2011). The role of vitamin D in pulmonary disease: COPD, asthma, infection, and cancer. Respiratory Research, 12,31.
  30. Ginde AA, Mansbach JM, Camargo CA Jr. (2009). Association between serum 25-hydroxyvitamin D level and upper respiratory tract infection in the Third National Health and Nutrition Examination Survey. Archives of Internal Medicine, 169, 384-390.
  31. Whiting S, Calvo M. (2005). Dietary recommendations to meet both endocrine and autocrine needs of Vitamin. The Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology, 97(1-2),7–12.
  32. Dawson-Hughes B, Harris SS, Krall EA, Dallal GE. (1997). Effect of calcium and vitamin D supplementation on bone density in men and women 65 years of age or older. New England Journal of Medicine, 337, 670-676.
  33. Chapuy MC, Arlot ME, Duboeuf F, et al. (1992). Vitamin D3 and calcium to prevent hip fractures in the elderly women. New England Journal of Medicine, 327, 1637-1642.
  34. Minne HW, Pfeifer M, Begerow B, et al. (2000). Vitamin D and calcium supplementation reduces falls in elderly women via improvement of body sway and normalization of blood pressure: a prospective, randomized, and double-blind study. Abstracts World Congress on Osteoporosis.
  35. Chapuy MC, Pamphile R, Paris E, et al. (2002). Combined calcium and vitamin D3 supplementation in elderly women: confirmation of reversal of secondary hyperparathyroidism and hip fracture risk: the Decalyos II study. Osteoporos International, 13, 257-264.
  36. NIH Consensus Development Panel on Osteoporosis Prevention, Diagnosis, and Therapy. (2001). Osteoporosis prevention, diagnosis, and therapy. Journal of the American Medical Association, 285, 785-795.
  37. National Osteoporosis Foundation. (2005). Physician’s Guide to Prevention and Treatment of Osteoporosis. Universal Recommendations for All Patients.
  38. Larsen ER, Mosekilde L, Foldspang A. (2004). Vitamin D and calcium supplementation prevents osteoporotic fractures in elderly community dwelling residents: a pragmatic population-based 3-year intervention study. The Journal of Bone and Mineral Research, 19, 370-378.
  39. Boonen S, Body JJ, Boutsen Y, et al. (2005). Evidence-based guidelines for the treatment of postmenopausal osteoporosis: a consensus document of the Belgian Bone Club. Osteoporos International, 16, 239-254.
  40. Papadimitropoulos E, Wells G, Shea B, et al. (2002). Meta-analyses of therapies for postmenopausal osteoporosis. VIII: Meta-analysis of the efficacy of vitamin D treatment in preventing osteoporosis in postmenopausal women. Endocrine Reviews, 23, 560-569.
  41. Tang B, Eslick G, Nowson C, Smith C, Bensoussan A. Use of calcium or calcium in combination with vitaminDsupplementation to prevent fractures and boneloss in people aged 50 years and older: ameta-analysis.
  42. Tang BM, Eslick GD, Nowson C, Smith C, Bensoussan A. (2007). Use of calcium or calcium in combination with vitamin D supplementation to prevent fractures and bone loss in people aged 50 years and older: a meta-analysis. Lancet, 370(9588), 657-666.
  43. Reid I, Bolland M, Grey A. (2008). Effect of calcium supplementation on hip fractures. Osteoporos International, 19(8),1119-1123.
  44. Cranney A et al. (2007). Effectiveness and safety of vitamin D in relation to bone health. Evidence Report Technology Assessment, 158(1), 235.
  45. Flicker L, Mead K, MacInnis RJ, et al. (2003). Serum vitamin D and falls in older women in residential care in Australia. Journal of the American Geriatrics Society, 51, 1533-1538.
  46. Dhesi JK, Moniz C, Close JC, et al. (2002). A rationale for vitamin D prescribing in a falls clinic population. Age Ageing, 31, 267-71.
  47. Bischoff HA, Stahelin HB, Dick W, et al. (2003). Effects of vitamin D and calcium supplementation on falls: a randomized controlled trial. Journal of Bone and Mineral Research 2003;18:343-51.
  48. Bischoff-Ferrari HA, Orav EJ, Dawson-Hughes B. (2006). Effect of Cholecalciferol plus calcium on falling in ambulatory older men and women: a 3-year randomized controlled trial. Archives of International Medicine, 166, 424-430.
  49. Broe KE, Chen TC, Weinberg J, et al. (2007). A higher dose of vitamin D reduces the risk of falls in nursing home residents: a randomized, multiple-dose study. Journal of the American Geriatrics Society, 55, 234-239.
  50. Malluche HH, Monier-Faugere MC, Koszewski NJ. (2002). Use and indication of vitamin D and vitamin D analogues in patients with renal bone disease. Nephrology Dialysis Transplantation, 10, 6-9.
  51. Munger KL, Levin LI, Hollis BW, et al. (2006). Serum 25-hydroxyvitamin D levels and risk of multiple sclerosis. Journal of the American Medical Association, 296, 2832-2838.
  52. Garland C et al. (2006). The role of vitamin D in cancer prevention. American Public Health Association, 96, 252–261.
  53. Grau MV, Baron JA, Sandler RS, et al. (2003). Vitamin D, calcium supplementation, and colorectal adenomas: results of a randomized trial. Journal of the National Cancer Institute, 95, 1765-1767.
  54. Cho E, Smith-Warner SA, Spiegelman D, et al. (2004). Dairy foods, calcium, and colorectal cancer: a pooled analysis of 10 cohort studies. Journal of the National Cancer Institute, 96, 1015-1022.
  55. Weingarten MA, Zalmanovici A, Yaphe J. (2004). Dietary calcium supplementation for preventing colorectal cancer and adenomatous polyps. Cochrane Database Systematic Review, (1).
  56. Baron JA, Beach M, Mandel JS, et al. (1999). Calcium supplements for the prevention of colorectal adenomas. Calcium Polyp Prev Study Group. New England Journal of Medicine, 340, 101-107.
  57. Baron JA, Tosteson TD, Wargovich MJ, et al. (1995). Calcium supplementation and rectal mucosal proliferation: a randomized controlled trial. Journal of the National Cancer Institute, 87, 1303-1307.
  58. White E, Shannon JS, Patterson RE. (1997). Relationship between vitamin and calcium supplement use and colon cancer. Cancer Epidemiol Biomarkers Prevention, 6, 769-774.
  59. Terry P, Baron JA, Bergkvist L, et al. (2002). Dietary calcium and vitamin D intake and risk of colorectal cancer: a prospective cohort study in women. Nutrition and Cancer, 43, 39-46.
  60. Wactawski-Wende J, Kotchen JM, Anderson GL. (2006). Calcium plus vitamin D supplementation and the risk of colorectal cancer. New England Journal of Medicine, 354, 684-696.
  61. Lin J, Manson JE, Lee IM, et al. (2007). Intakes of calcium and vitamin D and breast cancer risk in women. Archives of Internal Medicine, 67, 1050-1059.
  62. Garland CF, Gorham ED, Mohr SB, et al. (2007). Vitamin D and prevention of breast cancer: pooled analysis. The Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology, 103, 708-711.
  63. Prince RL, Glendenning. (2004). Disorders of bone and mineral other than osteoporosis. The Medical Journal of Australia, 180,354-359.
  64. Dobnig H, Pilz S et al. (2008). Independent association of low serum 25-hydroxyvitamin D and 1,25-dihydroxyvitamin D levels with all cause cardiovascular mortality. Archives of International Medicine, 168 1340-1349.
  65. Lips P. (2006). Vitamin D physiology. Progress in Biophysics and Molecular Biology, 92(1), 4–8.
  66. Merlino LA, Curtis J, Mikuls TR, et al. (2004). Vitamin D intake is inversely associated with rheumatoid arthritis. Arthritis & Rheumatology, 50, 72-77.
  67. Pittas AG, Lau J, Hu FB, Dawson-Hughes B. (2007). The role of vitamin d and calcium in type 2 diabetes. A systematic review and meta-analysis. The Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism, 92, 2017-2029.
  68. Bertone-Johnson ER, Hankinson SE, Bendich A, et al. (2005). Calcium and vitamin D intake and risk of incident premenstrual syndrome. Archives of Internal Medicine, 165, 1246-1252.
  69. Khajehei M, Abdali K, Parsanezhad ME, Tabatabaee HR. (2009). Effect of treatment with dydrogesterone or calcium plus vitamin D on the severity of premenstrual syndrome. International Journal of Gynecology and Obstetrics, 105, 158-161.
  70. Rouillard S, Lane NE. (2001). Hepatic osteodystrophy. Hepatology, 33, 301-307.
  71. DiMeglio LA, White KE, Econs MJ. (2000). Disorders of phosphate metabolism. Endocrinology and Metabolism Clinics of North America, 29, 591-609.
  72. Prabhala A, Garg R, Dandona P. (2000). Severe myopathy associated with vitamin D deficiency in western New York. Archives of Internal Medicine, 160, 1199–1203.
  73. Lee P, Greenfield JR, Campbell LV. (2008). Vitamin D insufficiency-a novel mechanism of statin-induced myalgia? Clinical Endocrinol.
  74. Ahmed W, Khan N, Glueck CJ, et al. (2009). Low serum 25 (OH) vitamin D levels (<32 ng/mL) are associated with reversible myositis-myalgia in statin-treated patients. Translational Research, 153, 11-16.
  75. Dietary reference intakes for calcium and vitamin D. (2010). Institute of Medicine.
  76. Moon J. (1994). The role of vitamin D in toxic metal absorption. The Journal of the American College of Nutrition, 13, 559-564.
  77. Adler AJ, Berlyne GM. (1985). Duodenal aluminum absorption in the rat: effect of vitamin D. American Journal of Physiology, 249, 209-213.
  78. Cox KA, Dunn MA. (2001). Aluminum toxicity alters the regulation of calbindin-D28k protein and mRNA expression in chick intestine. Journal of Nutrition, 131, 2007-2013.
  79. Demontis R, Leflon A, Fournier A, et al. (1986). 1 alpha(OH) vitamin D3 increases plasma aluminum in hemodialyzed patients taking AI(OH)3. Journal of Clinical Nephrology, 26, 146-149.
  80. Demontis R, Reissi D, Noel C, et al. (1989). Indirect clinical evidence that 1alphaOH vitamin D3 increases the intestinal absorption of aluminum. Journal of Clinical Nephrology, 31, 123-127.
  81. Schwartz JB. (2009). Effects of vitamin D supplementation in atorvastatin-treated patients: A new drug interaction with an unexpected consequence. Clinical Pharmacology & Therapeutics, 85, 198-203.
  82. McEvoy GK, ed. (1998). AHFS Drug Information. American Society of Health-System Pharmacists.
  83. Bar-Or D, Yoel G. (1981). Calcium and calciferol antagonize effect of verapamil in atrial fibrillation. British Medical Journal, 282, 1585-1586.
  84. Tatro DS, ed. (1999). Drug Interactions Facts. Facts and Comparisons Inc., St. Louis, MO.
  85. Thiazide diuretics and the risk of osteoporosis. (2003). Pharmacist’s Letter/Prescriber’s Letter, 19(11), 191105.
  86. Escribano, J., Balaguer, A., Pagone, F., Feliu, A., and Roque, I. Figuls. (2009). Pharmacological interventions for preventing complications in idiopathic hypercalciuria. Cochrane Database of Systematic Reviews.
  87. Crowe M, Wollner L, Griffiths RA. (1984). Hypercalcemia following vitamin D and thiazide therapy in the elderly. Practitioner, 228, 312-313.
  88. Parfitt AM. Thiazide-induced hypercalcemia in vitamin D-treated hypoparathyroidism. Annals of Internal Medicine, 77, 557-563.
  89. Shapses SA, Sukumar D, Schneider SH, et al. (2013). Vitamin D supplementation and calcium absorption during caloric restriction: a randomized double-blind trial. American Journal of Clinical Nutrition, 97(3), 637-645.
  90. Gallagher JC, Jindal PS, Smith LM. (2014). Vitamin D does not increase calcium absorption in young women: a randomized clinical trial. Journal of Bone and Mineral Research, 29(5), 1081-1087.
  91. Hardwick LL, Jones MR, Brautbar N, Lee DBN. (1991). Magnesium absorption: mechanisms and the influence of vitamin D, calcium and phosphate. Journal of Nutrition, 121, 13-23.
  92. Fukumoto S, Matsumoto T, Tanaka Y, et al. (1987). Renal magnesium wasting in a paitient with short bowel syndrome and magnesium deficiency: effect of 1alpha-hydroxyvitamin D3 treatment. The Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism, 65, 1301-1304.
  93. Vieth R. (1999). Vitamin D supplementation, 25-hydroxyvitamin D concentrations, and safety. The American Journal of Clinical Nutrition, 69, 842-856.
  94. Seyrek N, Balal M, Karayaylali I, et al. (2003). Which parameter is more influential on the development of arteriosclerosis in hemodialysis patients? Renal Failure, 25, 1011-1018.
  95. Cotler R, Moreines J, and Ellenogen L. (2008). Potential benefits for the use of vitamin and mineral supplements, in Handbook of Nutrition and Food, 193-219.
Vind een orthomoleculaire therapeut bij jou in de buurt
Sluiten