Orthomoleculair kennisinstituut
Menu

Magnesium

10 maart 2015
24 minuten leestijd
Magnesiumelement
In het kort
  • Magnesiumstatus
  • Magnesiumabsorptie
  • Magnesiumdeficiëntie
  • Werking
  • Indicaties
  • Dosering
  • Bijwerkingen

Beschrijving

Magnesium is een scheikundig element met symbool Mg en atoomnummer 12. Samen met Kalium komt het intracellulair het meest voor in het lichaam. Magnesium is een mineraal dat aanwezig is in iedere cel van het lichaam. Het is onmisbaar voor de energieproductie, de werking van spieren en zenuwen en voor het behoud van de stevigheid van botten.

Is gezondheid ook jouw passie en wil je meer leren over voeding en suppletie? Bekijk dan eens onze e-learning Orthomoleculair Adviseur Basis.

[advice]

Ongeveer de helft van de magnesiumvoorraad in het lichaam bevindt zich (in combinatie met calcium en fosfaat) in het bot. Ongeveer 1/3 van het skeletale magnesium bevindt zich op de oppervlakte van het botweefsel en wordt gebruikt als reservoir om het extracellulair magnesium te handhaven. De overgebleven 2/3 van het magnesium dat in het bot zit, is een constituut van botcrystals en is niet direct beschikbaar als magnesium bron (1, 2, 3). Het extracellulaire magnesium maakt slechts 1% uit van het totale lichaamsmagnesium. In het plasma is 55% geioniseerd of vrij, ongeveer 30% is gebonden aan plasmaeiwitten en 15% is complexed to anions (3).

Magnesium speelt een belangrijke rol bij de werking van enzymen in het lichaam en is activator bij meer dan 300 metabolische reacties. Het is betrokken bij de celgroei en celdeling, de bescherming van celmembranen, de aanmaak van hormonen en de synthese van eiwit en nucleïnezuur. Magnesium speelt samen met calcium een rol bij het reguleren van de neurotransmitters, spiercontractie en spierontspanning en heeft invloed op mentale functies, de functie van de hartspier, spiertonus, bloeddruk en de spieraansturing. Een relatief tekort aan magnesium komt veel voor en het disfunctioneren van het lichaam kan daarmee samenhangen. Verschijnselen als hartritmestoornissen, bloedstollingsproblemen, afwijkingen in het hormonaal stelsel, het immuunsysteem en het autonome zenuwstelsel kan te maken hebben met een magnesium tekort. De aard en de omvang van tekorten kunnen enorm variëren van mild tot levensbedreigend.

Wetenschappelijke naam

Magnesium; Mg; atomic number 12

Magnesiumstatus

Het magnesiumgehalte dat wordt gemeten in het bloed is de meest gebruikelijke test, het is echter bekend dat met de bloedtest uitsluitend de ernstige tekorten worden opgemerkt en dat het nauwelijks correleert met het intracellulaire magnesium (4). Juist de intracellulaire magnesium is indicatief voor de magnesiumstatus. Daarom zullen de meetresultaten geen volledig en eerlijk beeld geven. Omdat regulier teveel vertrouwd wordt op analyse van serum-magnesium, wordt magnesiumtekort zeer regelmatig niet opgemerkt (4, 5). Voor een accuratere bepaling van de magnesiumstatus dient tevens het gehalte magnesium in erythrocyten en urine bepaald te worden. Maar ook deze tests zijn nog beperkt in het bepalen van de magnesiumstatus in het lichaam (4, 5). De “magnesium load test” (24-uurs urinetest) is waarschijnlijk de nauwkeurigste diagnose, maar is moeilijk te hanteren. Ook bepaling van het gehalte calcium en kalium in bloed en urine kunnen bijdragen aan inzicht in de magnesiumstatus. Het is bekend dat serummagnesium eigenlijk bestaat uit drie delen (fractions). Deze drie zijn: gebonden aan een eiwit, een samengestelde vorm en de vrije ioniserende magnesium. Het is de vrij beschikbare dat biologisch beschikbaar en actief is.

Het niveau van het vrije magnesium is bepalend voor het groot aantal symptomen die te maken hebben met een tekort aan magnesium zoals hartziekten, beroerte, diabetes en migraine en niet het bloedserum. In afgelopen jaren komen meer instrumenten beschikbaar om het vrije magnesium te bepalen om meer betrouwbare gegevens te verkrijgen van de magnesium status (80, 90).

Een differentiaaldiagnostische parameter ter bepaling van de magnesiumstatus is het al dan niet optreden van buikpijn door een verhoogde darmperistaltiek (soms kan ook diarree optreden). Dit is een teken dat de cellen verzadigd zijn met magnesium en dat suppletie niet nodig is.

Volg deze opleiding als E-learning
Start nu met e-learning en ontvang tot wel 27.5% korting! E-learning
Bekijk e-learning

Magnesiumabsorptie

Magnesium wordt uit voedsel goed geabsorbeerd (6). Vezelrijke voeding zoals groene groenten en noten en zaden (speciaal amandelen) is een rijke bron. Magnesiuminname vanuit de voeding blijkt vaak te laag te zijn (7, 8, 9). Bij een normaal magnesiumgehalte wordt 40-50% van het magnesium in de voeding geabsorbeerd in het gehele spijsverteringkanaal, maar voornamelijk in het duodenum. Diverse factoren in de voeding kunnen de absorptie beïnvloeden.

De absorptie van absorptie van magnesium is afhankelijk van vele factoren. Gemiddelde absorptie via supplementen is 38% maar varieert van 65% bij mensen met een laag magnesiumniveau tot 11% met een hoog magnesiumniveau (10). Het wordt uitgescheiden via de nieren (11).

Om geabsorbeerd te worden gaat magnesium de concurrentie aan met andere mineralen. Absorptie kan actief en passief geschieden. Bij een lage inname via de voeding is de concentratie in het lumen laag en vindt absorptie hoofdzakelijk plaats door verzadigbaar actief trans-cellulair transport, bij een toenemende concentratie door middel van onverzadigde passieve diffusie. Ongeveer 80% van het plasmamagnesium wordt door de nieren gefilterd, waarvan 95% opnieuw wordt geabsorbeerd, de rest wordt uitgescheiden. Ongebonden (tweewaardig geladen) magnesium gaat gemakkelijk een verbinding aan met fytaat (uit granen), oxalaat (uit o.a. rabarber), fosfaten en methylaminen, waardoor het niet meer geabsorbeerd kan worden. Met name de hoge graanconsumptie kan zo een goede magnesiumstatus in de weg staan.

Organisch gebonden magnesium zoals magnesiumcitraat, magnesiumgluconaat, magnesiumlactaat en magnesiumaspartaat wordt beter opgenomen dan anorganische magnesiumvormen zoals magnesiumchloride, magnesiumhydroxide en magnesiumsulfaat. Magnesiumsulfaat heeft bijvoorbeeld een biologische beschikbaarheid van 4% (10).

De beste vormen zijn magnesiumchelaten zoals magnesiumtauraat en magnesiumbisglycinaat. Een magnesiumchelaat is een covalente verbinding tussen 1 molecuul oplosbaar magnesiumzout en 1, 2 of 3 (bij voorkeur 2) moleculen van een aminozuur.

L-Taurine is een zwavelhoudend aminozuur en uitermate geschikt om als verbinding te dienen aangezien Taurine tevens een groot aantal functies vervult in het handhaven van de gezondheid. Taurine heeft positieve eigenschappen met betrekking tot hartritme, autisme, gal, cholesterol, bloeddruk, ogen (netvlies), en lever. (Referenties: zie monografie L-Taurine)

Magnesiumdeficiëntie

Een mens heeft gemiddeld een behoefte aan 350 mg magnesium per dag. Dit is afhankelijk van het lichaamsgewicht. Mensen die zwaarder zijn dan 70 kg zullen meer nodig hebben.

Magnesiumtekort kan verschillende oorzaken hebben zoals alcoholisme, levercirrose, hartfalen, aanhoudende diarree en overgeven, prikkelbaar darmsyndroom, pancreatitis en bij andere darmproblematieken (4, 7, 12, 13). Een tekort kan ook ontstaan door onvoldoende inname of door een verstoring van de magnesiumregulatie zoals verminderde botopname of verlies via urine. Het westers voedingspatroon biedt een tekort aan magnesium. Groene bladgroenten, gerstegras, chlorella zijn een rijke bron van magnesium veel meer dan vlees en zuivel. Dit heeft te maken met het feit dat magnesium een onderdeel is van chlorofyl. In granen en noten zit een aanzienlijke hoeveelheid, maar helaas wordt er veel gebruik gemaakt van geraffineerd meel, waar dan weer weinig magnesium in zit. Bovendien raakt de bodem uitgeput en verliest het de belangrijke mineralen door intensieve verbouwing en magnesiumarme kunstmest, waardoor het gehalte aan magnesium in plantaardig voedsel daalt. Kraanwater is een goede bron van magnesium. Bij het drinken van 1 liter kraanwater krijgt men 40 tot 50 mg binnen (afhankelijk van de hardheid) en het is derhalve een goede bron van magnesium.

Magnesiumtekorten komt veel voor. Uit onderzoek is gebleken dat 16 tot 35% van de volwassenen een te lage magnesiuminname hebben. Voor adolescenten is dit nog hoger: 57 tot 72%. Bij kinderen van 13 tot en met 18 jaar zien we een te lage inname van gemiddeld 15% en bij kinderen onder de 10 jaar is de inname voldoende gebleken. Patiënten met nierinsufficiëntie hebben vanwege hun dieet een lage inname van magnesium en ouderen lopen een groter risico op een magnesiumtekort. Enerzijds komt dit door moeite met de aankoop en bereiding van voeding of door gebrek aan eetlust door verlies van smaak of geur of door eenzaamheid. Anderzijds lopen ouderen een hoger risico op magnesiumtekort doordat absorptie afneemt met de leeftijd, terwijl urinaire uitscheiding toeneemt.

Langdurig gebruik van diuretica of maagzuurremmers (protonpompremmers) kan eveneens leiden tot een magnesiumtekort. Magnesiumtekort heeft een negatieve invloed op het maagdarmstelsel, het skelet en het centrale zenuwstelsel. Magnesiumtekort wordt geassocieerd met verschillende aandoeningen zoals osteoporose, hoge bloeddruk, arteriosclerose, cardiomyopathy, diabetes en beroerte (7, 14, 15, 16, 17, 18).

Ook wordt een magnesiumtekort geassocieerd met electrolyte disfuncties zoals hypokalemia, hypoatremia, hypofosfatemie en hypocalcemie (7). Een tekort aan magnesium kan ook een negatieve invloed hebben op de insulinegevoeligheid en metabolische controle bij type 2 diabetes (19). Om magnesiumtekorten op te heffen kan men het beste een magnesiumvorm kiezen die een hoge biologische beschikbaarheid kent zoals magnesiumtauraat of magnesiumbisglyconaat. Magnesiumcarbonaat is niet aan te raden als suppletie, aangezien deze niet goed wordt opgenomen in het lichaam (14).

Magnesiumtekort manifesteert zich vaak door kramp in de spieren en door vermoeidheid. Andere vroege symptomen van een magnesiumtekort zijn misselijkheid, verminderde eetlust, braken, zwakte, tintelingen, gevoelloosheid, toevallen, veranderingen in de persoonlijkheid, een abnormaal hartritme en coronaire spasmen. Dit kunnen dus allen indicaties zijn voor het gebruik van magnesium, maar ook bij verschillende ziektebeelden kan magnesium verbetering bieden. Een magnesiumtekort heeft over het algemeen een stressreactie tot gevolg, bovendien brengt het een verhoogd risico op hartziekte, verhoogde bloeddruk, beroerte en zwangerschapscomplicaties met zich mee.

Elektrolytenbalans

Magnesium is een endogene regulator van verschillende elektrolyten. Magnesium is nodig voor activering van de natrium-kaliumpomp die natrium de cel uitpompt en kalium erin. Daardoor beïnvloedt magnesium de membraanpotentiaal. Bij magnesiumtekort is er dus onvoldoende magnesium en kalium in de cel aanwezig, waardoor de cellulaire functies ernstig kunnen worden verstoord.

Magnesium vermindert opname en distributie van calcium door activatie van natrium-calciumuitwisselaars, ook doordat het als niet-competitieve inhibitor de calciumkanalen blokkeert, evenals het vrijkomen uit het endoplasmatisch reticulum. Toch kan magnesium hypocalciëmie herstellen. De homeostase van calcium wordt namelijk deels geregeld door vorming van parathyreoïd hormoon (PTH), waarvoor magnesium vereist is (magnesium zorgt voor omzetting van vitamine D in zijn actieve vorm).

Magnesiumtekort gaat dus vanzelfsprekend gepaard met een veranderde elektrolytenbalans. Het kaliumgehalte in de cel daalt terwijl het natrium- en calciumgehalte stijgt doordat magnesium-ATP pompen minder werken en de membraanpotentiaal is gewijzigd. Hierdoor is magnesiumtekort gelinkt aan spierkrampen, hoge bloeddruk en coronaire en cerebrale vaatvernauwingen, veroorzaakt door kramp (vasospasmen).

Energiestofwisseling

Magnesium speelt tevens een en rol bij de (an)aerobe energieproductie; direct doordat het deel uitmaakt van magnesium-ATP-complex en indirect als enzymactivator van ATP-genererende enzymen in de glycolyse en oxidatieve fosforylering.

Werking

Magnesium regelt de activiteit van het sympathische zenuwstelsel. Het gedraagt zich als een antagonist van de N-methyl-D-aspartaat (NMDA) receptor en remmer van sympathische neurotransmitters. Verschillende hormonen, zoals thyroxine, angiotensine, glucocorticoïden, glucagon, calcitonine, en de sympathische neurotransmitters hebben effect op de absorptie van magnesium.

Een normale tot hoge magnesiumwaarde:

  • remt overmatige activiteit van het centraal zenuwstelsel waardoor spastische symptomen worden voorkomen;
  • blokkeert de N-type calciumkanalen op zenuwuiteinden met een veranderde secretie van noradrenaline tot gevolg. Hierdoor wordt bloeddrukverhoging tegengegaan;
  • reguleert de activiteit van renine en daarmee de vorming van angiotensine II, waardoor vaatvernauwing en bloeddrukverhoging worden voorkomen;
  • remt vrijkomen van mediatoren uit mastocyten en reguleert de T-cel activiteit, waardoor het een overmatige ontstekingsreactie helpt voorkomen;
  • remt de afgifte van acetylcholine, waardoor de prikkelbaarheid van de motorische zenuwuiteinden in de spiervezel wordt geremd;
  • stimuleert de synthese van stikstofmonoxide en prostacycline, met vaatverwijding en remming van trombose tot gevolg;
  • remt secretie van noradrenaline, acetylcholine, serotonine en kalium, waardoor vaatvernauwing wordt voorkomen;
  • is waarschijnlijk noodzakelijk voor het op peil houden van purines en pyrimidines, nodig om nucleotiden te vormen, waaruit RNA en DNA wordt gevormd, waardoor het eventueel anti-carcinogeen zou kunnen werken;
  • zou samen met de NMDA-receptor invloed kunnen hebben op de pijnbeleving;
  • voorkomt overgevoeligheid voor stress en hiermee voorkomt het een daling van het gehalte aan magnesium-sparende hormonen en verlies van magnesium via de urine door hypersecretie van bijnierschorshormonen, antidiuretisch hormoon en schildklierhormonen;
  • maakt de synthese van parathyroïdhormoon (PTH) mogelijk, een verhoging van het PTH heeft een verhoogde opname van magnesium via de darmen en verhoogde heropname via de nieren tot gevolg;
  • maakt als secundaire transporter het vervoer van insuline mogelijk; insuline reguleert weer het intracellulair magnesium;
  • een tekort aan magnesium kan, de hormoonhuishouding in beschouwing genomen, leiden tot spasmen, trombose, bloeddrukverhoging, ontstekingsreacties, stress en ischemie als gevolg van vaatvernauwing. Bovendien verstoort magnesiumtekort de werking van het PTH, wat weer kan leiden tot hypocalciëmie en soms tot hypokaliëmie.

Indicaties

Verbetering sportprestaties

Atleten kampen na inspanning met hypomagnesiëmie. Voor atleten geldt dat een magnesiuminname lager dan 260 en 220 mg per dag voor respectievelijk mannen en vrouwen al leidt tot een tekort. Een significant aantal atleten, met name degenen die een sport beoefenen waarbij zij hun gewicht laag willen houden (bijvoorbeeld ballet), blijkt een magnesiuminname te hebben die een tekort tot gevolg kan hebben. Lichaamsbeweging zorgt dat magnesium in het lichaam wordt herverdeeld om zo aan de metabole behoefte te voldoen. Bij fysieke inspanning wordt niet alleen magnesium verbruikt, er treedt ook een verhoogd verlies op via zweet en urine, waardoor de behoefte stijgt met 10-20%. Deze beide factoren kunnen in combinatie met een geringe inname een negatief effect hebben op het energiemetabolisme, de elektrolytenbalans, het immuunsysteem, de zuurstofopname en daarmee op de spierfunctie en prestaties. Een lange periode van overmatige training of korte, zeer hevige inspanning kunnen deze negatieve effecten versterken. Magnesiumtekort leidt tot immunopathologische veranderingen, die leiden tot ontstekingsreacties. Tijdens langdurige inspanning vinden hormonale veranderingen plaats die hiervan de oorzaak zouden kunnen zijn; secretie van antidiuretische hormonen, aldosteron, sympathische neurotransmitters, thyroïd-stimulerend hormoon en bijnierschorshormonen neemt toe.

Magnesiumsuppletie kan de sportprestaties van atleten met een (dreigend) magnesiumtekort verbeteren en immunosuppressie, oxidatieve schade en hartritmestoornissen helpen voorkomen.

Nierstenen

Inname van magnesium helpt bij de preventie van nierstenen. Magnesium kan de frequentie van het ontstaan van nierstenen verlagen. In combinatie met vitamine B6 helpt het ook om urineoxalaat te verlagen bij mensen die eerder nierstenen hadden (20, 21).

Perinataal

Pre-eclampsie komt in 3 tot 10% van de zwangerschappen voor. De oorzaak is onbekend, maar het kan leiden tot ernstige ziekte en zelfs dood bij moeder en foetus. Na de 20e week van de zwangerschap krijgt de moeder een verhoogde bloeddruk en eiwit in de urine, verder kan er sprake zijn van trombose en verhoogde gevoeligheid voor ontstekingen. Wanneer tevens bewusteloosheid of coma optreedt, spreekt men van eclampsie. Symptomen van pre-eclampsie en eclampsie verbeteren doordat magnesium direct en indirect vaatverwijding in onder andere de hersenen en baarmoeder veroorzaakt. Indirect door de secretie van vasodilatoren te bevorderen en van vasoconstrictoren te verzwakken. Bovendien helpt magnesium premature weeën en vroeggeboorte te voorkomen. Magnesiumtekort wordt in verband gebracht met spierzwakte bij baby’s, er is echter niet voldoende bewijs dat het kan leiden tot wiegendood.

Een verbeterde magnesiuminname kan (pre-)eclampsie helpen voorkomen en genezen. Twee Cochrane-reviews beoordeelden magnesiumtherapie als effectiever dan behandeling met fenytoïne.

Cardiovascular

Het is gebleken dat de mate waar hart- en vaatziekten zoals beroertes en ischemische hartziekten voorkomen gelijk loopt met de hoeveelheid en voorraden magnesium in de voedingsbodem en drinkwater. Hart- en vaataandoeningen zoals vaatvernauwing, hoge bloeddruk, spierkrampen, prikkelbaarheid aan het hart zijn alle gerelateerd aan de magnesiumstatus. Bij een tekort aan magnesiummagnesium komen ventriculaire tachycardie en arteriële fibrillatie vaker voor. Magnesium heeft een positief effect bij “torsades de pointes tachycardie” (een speciale vorm van ventrikeltachycardie) (22, 23, 24, 25, 26). Een tekort blijkt tevens het ontstaan en ontwikkelen van coronaire risicofactoren zoals diabetes mellitus, hypertensie, artheriosclerose, hyperlipidemie, hartritmestoornissen, schade aan het myocard en ischemische hartziekte in de hand te werken. Een verbeterde magnesiumstatus kan ischemie van het hart voorkomen door vermindering van het intracellulaire calciumgehalte, dilatatie van de kransslagaders, vermindering van de perifere weerstand en remming van trombose. Door extra magnesium in te nemen vermindert het aantal asymptomatische ventriculaire aritmie bij hartfalen. Magnesium werkt bloeddrukregulerend en werkt preventief tegen atherosclerose en ischemische ziekte. Bij directe intraveneuze toediening van magnesium bij een vermoedelijk hartinfarct wordt de kans op overleving vergroot. Magnesiumsuppletie lijkt een positieve invloed op allerhande hart- en vaatcomplicaties te hebben, met name bij “torsades de points” en bloeddrukregulering (27).

Bij patiënten met arteriosclerose verminderen de hoeveelheidanginale aanvallen bij inname van magnesium (28).

Mitralisklepprolaps

Ongeveer 5% van de volwassenen, waarvan meer vrouwen dan mannen, lijdt aan mitralisklepprolaps. Het is een van de meest voorkomende hartafwijkingen bij jongeren. Wat betreft de prevalentie, symptomen en de latente aard lijkt idiopathische mitralisklepprolaps (disfunctie van de kleppen van het linker atrium) op een vorm van latente tetanie, ontstaan door een magnesiumtekort. Mitralisklepprolaps komt veel voor bij patiënten met latente tetanie door magnesiumtekort en latente tetanie door magnesiumtekort komt bijna altijd voor bij patiënten met mitralisklepprolaps. Een magnesiumtekort kan leiden tot afwijkingen in de synthese van collageen, bindweefsel en myocard, met mitralisklepprolaps tot gevolg. Een vroege diagnose en magnesiumsuppletie kan de symptomen van mitralisklepprolaps verminderen en kan voorkomen dat asymptomatische patiënten symptomen van latente tetanie krijgen.

Mitralisklepprolaps hangt nauw samen met latente tetanie door magnesiumtekort, symptomen van beide kunnen verlicht of voorkomen worden wanneer de magnesiumstatus weer normaal is.

Metabool syndroom

Metabool syndroom is een combinatie van risicofactoren op het krijgen van obesitas, insulineresistentie, verminderde glucosetolerantie, inflammatoire ongemakken, hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, oxidatieve stress en dyslipidemie die uiteindelijk leiden tot arteriosclerose. Het metabool syndroom is enorm toegenomen en beïnvloedt hiermee de gehele volksgezondheid. De magnesiumbalans in de cellen en het serum wordt normaal gesproken gereguleerd door hormonen die bij patiënten met metabool syndroom anders zijn dan bij mensen die niet aan dit syndroom lijden. Er bestaat een negatief verband tussen magnesiuminname en het ontstaan van metabool syndroom en de afzonderlijke symptomen. Metabool syndroom en zijn deelsymptomen zouden kunnen verbeteren door een verbeterde magnesiumstatus.

Een hogere inname van magnesium uit voedsel en supplementen wordt geassocieerd met een 27% lager risico op het ontwikkelen van het metabool syndroom bij vrouwen en een 31% lager risico bij mannen (29). Aanvullend onderzoek laat zien dat mensen met een laag serum magnesium 6 tot 7 keer meer het metabool syndroom hebben dan mensen met een normaal magnesiumniveau.

Diabetes type 2

Bij diabetes type 2 ontstaat, afhankelijk van de ernst van de ziekte, een veranderde magnesiumstatus. Het gehalte aan magnesium intracellulair en in het serum is lager bij diabetici dan in de totale bevolking en nog lager bij onbehandelde diabetici. Een magnesiumtekort zou kunnen ontstaan doordat glucose in de urine heropname door de nieren verhindert, met insulineresistentie en verminderde insulineafgifte als gevolg. Bovendien blijkt er een negatief verband tussen magnesiuminname / serummagnesium en insulineresistentie en tussen magnesiuminname / serummagnesium en de incidentie van diabetes type 2. Dit laatste verband is het sterkst wanneer er sprake is van een magnesiumtekort. Hogere magnesium inname wordt geassocieerd met vermindering van insuline concentraties zowel bij volwassenen als bij obese kinderen en daarmee het ontwikkelen van type 2 diabetes (30, 31, 32, 33, 34, 35). Bovendien komen er kaliumtekorten voor bij diabetici, wat een magnesiumtekort in de hand werkt. Magnesiumsuppletie heeft een positief effect op het glucosemetabolisme, de insulinegevoeligheid en het serumkaliumgehalte, het kan zo helpen diabetes onder controle te houden en hiermee complicaties aan de vaten voorkomen. Glucose en endogene insulinesecretie hebben invloed op het plasmamagnesium. Het magnesiumniveau en het insulineniveau vertonen een wisselwerking, aanvulling van het magnesium dat verloren gaat kan het ziektebeeld bij diabetici verbeteren.

Magnesiumspiegels zijn over het algemeen laag bij deze mensen en dit wordt geassocieerd met het risico om het metabool syndroom te ontwikkelen (36). Lagere magnesiumspiegels worden ook geassocieerd met een snellere vermindering van de nierfunctie bij patiënten met type 2 diabetes (36).

Door inname van magnesium kan de insulinegevoeligheid worden verbeterd (19, 37,38, 39, 40). Echter laten andere studies geen verbetering zien (41, 42).

Bij enkele studies is aangetoond dat bij suppletie van magnesium op lange termijn de ontwikkeling van diabetesneuropatie vertraagt (43).

Rusteloze benen syndroom (RLS)

Klinisch onderzoek toont aan dat magnesium nuttig is om bij het Rusteloze Benen Syndroom te gebruiken, vooral bij slapeloze nachten die veroorzaakt worden door beenbewegingen (44).

Lawaaidoofheid

Akoestisch trauma is een van de belangrijkste oorzaken van lawaaidoofheid, oorsuizen (tinnitus) en overgevoeligheid voor geluid. Gehoorverlies kan definitief of tijdelijk zijn, dit laatste indien de stereocilia nog niet onherstelbaar beschadigd zijn. Akoestisch trauma resulteert niet alleen in directe mechanische beschadiging maar ook in indirecte metabole processen. Blootstelling aan lawaai heeft vaatvernauwing en zuurstoftekort in het slakkenhuis van het oor tot gevolg. Vaatvernauwing leidt tot oxidatieve stress en het afsterven van neuronen door een overmaat aan glutamaat. Bij blootstelling aan lawaai zijn de trilhaartjes in het oor overactief, waardoor grote hoeveelheden glutamaat in de synapsen van het binnenoor vrijkomen. Hierdoor worden de NMDA-receptoren overprikkeld.

Blootstelling aan lawaai veroorzaakt een magnesiumtekort in het lichaam en magnesiumsuppletie blijkt effectief bij behandelen en voorkomen van lawaaidoofheid (45). Het slakkenhuis wordt beschermd doordat magnesium ter plaatse zenuwbeschermend en vaatverwijdend werkt. Magnesium gaat het afsterven van neuronen door een overmaat aan glutamaat tegen (glutamaat-antagonisme). Diverse studies bevestigen het beschermende effect van magnesium bij gehoorbeschadiging en oorsuizen.

Migraine

Patiënten met hormonaal gevoelige migraine en clusterhoofdpijn blijken een magnesium tekort te hebben. Na suppletie van 600 mg magnesium per dag neemt de frequentie af (46, 47). De werking magnesium is afhankelijk van vitamin B6.

Inname van magnesium in combinatie met vitamine B6 reduceert de frequentie en ernst van migraine hoofdpijn (48, 49). Bij een onderzoek bij kinderen blijkt behandeling met magnesium-oxide de hoofdpijn frequentie af te nemen. Ook bij normale magnesium niveaus in het serum kan acute migraine afnemen bij toediening van magnesium via een intraveneus infuus (27).

Perioperatief

Perioperatieve rillingen en hypomagnesiëmie worden voorkomen door het perioperatief suppleren van magnesium. Tevens is het waarschijnlijk dat magnesiumsuppletie de sensitiviteit en sensibiliteit vermindert en neuroprotectief werkt, dit laatste is echter niet bewezen. Na ongeveer 25 tot 40% van de hartoperaties krijgt de patiënt te kampen met atriumfibrillatie. Magnesiumsuppletie vermindert postoperatief atriumfibrilleren net zo goed als de reguliere antiaritmica, maar heeft minder bijwerkingen.

Longen

Doordat magnesium kan bijdragen aan de ontspanning van de spiercel en ontstekingsremmende eigenschappen heeft, kan verwacht worden dat magnesium effectief is bij de behandeling van astma. Bij acute astma-aanvallen kan door intraveneuze toediening van magnesium verbetering optreden, welliswaar niet direct maar daarmee vermindert de behoefte aan bronchodilatorgebruik bij chronische astma (50, 51, 52). Bronchospasmen en broncheale reactiviteit nemen af.

Bot- en celweefsel

Magnesium is belangrijk voor een normale botstructuur en speelt een essentiële rol in meer dan 300 cellulaire reacties (53, 54). Magnesium is nodig voor de formatie van cyclische AMP (cAMP) en is betrokken bij een correcte uitwisseling tussen de cel membranen (54). Het is betrokken bij eiwitsynthese en carbohydrate metabolisme (53). Voor een goed absorptie in de botten is het afhankelijk van vitamine D en het parathyroid hormoon. Bij mensen met een laag vitamine D of parathyroid hormoon spiegels kan er een tekort aan magnesium ontstaan (55). Er is toenemend bewijs dat bij inname van magnesium botverlies bij postmenopauzale osteoporose voorkomen kan worden (56). Epidemiologisch is aangetoond dat magnesiuminname is gerelateerd aan een sterkere botdichtheid (8, 57, 58, 59). Magnesiumtekort heeft een negatieve invloed op alle botweefselcellen, waardoor slecht nieuwe cellen worden aanmaakt en oude afgebroken. Het botweefsel degenereert in structuur en hoeveelheid, het bot zal sneller breken. Bij postmenopauzale vrouwen en oudere mannen helpt magnesiumsuppletie botbreuken en botverlies voorkomen en zelfs de botdichtheid verhogen.

Een laag magnesiumniveau versnelt tevens de veroudering van de menselijke endotheelcellen en fibroblasten. Daarom valt te verwachten dat het verhogen van de magnesiuminname kan bijdragen aan gezonder ouder worden en het voorkomen van ouderdomsziekten.

Constipatie

Magnesium kan helpen als laxatie middel bij constipatie en wordt gebruikt als voorbereiding bij diagnostische procedures ter voorbereiding voor operaties. Magnesiumsulfaat is een goed ontgifter in dit verband (60). Bij te hoge doses moet men opppassen voor diarree. Magnesiumgluconaat of magnesiumchloride heeft dan de voorkeur omdat deze vormen niet gauw diarree zullen veroorzaken (19, 60).

Chronisch Vermoeidheidssyndroom

Bij patiënten met het Chronisch Vermoeidheidssyndroom en een laag gehalte aan rode bloedcellen wordt door het toedienen van magnesium door intramusculaire injecties met 1 gram magnesium sulfaat verbetering geconstateerd in de symptomen, ondanks de normaalwaarden van magnesium in het bloed (61, 62, 63, 64).

P.M.S. (Premenstrueel Syndroom)

Magnesium inname in combinatie met B6 helpt om de symptomen bij PMS te verminderen. Magnesium verbetert de gemoedstoestand en het vasthouden van vocht wordt minder bij sommige patiënten met PMS (65, 66, 67). Premenstruele migraine kan met magnesium en B6 voorkomen worden (67, 68).

Mentaal functioneren

In de hersenen ondersteunt magnesium de cognitieve functies, zoals het geheugen en het concentratievermogen. De angstremmende werking van magnesium hangt deels samen met de ontspannende werking van magnesium op het musculaire systeem en de regulerende werking op neurotransmitters. Diverse studies wijzen op een verband tussen angstklachten en een verlaagde magnesiumstatus. Er zijn ook aanwijzingen dat dwangstoornissen verergerd worden door magnesiumtekort.

Dosering

De dagelijks aanbevolen hoeveelheid magnesium in Nederland bedraagt 300 mg, maar de werkelijke magnesiumbehoefte kan sterk variëren, afhankelijk van factoren als leeftijd, geslacht, zwangerschap, beroep, sport, voedingsgewoonten, leefwijze en medicijnen. In ongunstige omstandigheden kan de behoefte aan magnesium wel oplopen tot 600-700 mg per dag.

Het duurt enige tijd voordat de effecten van magnesiumsuppletie zich openbaren. De ontspannende werking op de spieren zal zich het eerst openbaren, al na enkele dagen of weken, maar om een duurzaam effect te bewerkstelligen moet de suppletie enkele maanden worden volgehouden.

Als veilige bovengrens wordt tussen de 300 en 400 milligram elementair magnesium per dag aangehouden. Bij acuut gebruik 400 mg en bij chronisch gebruik 300 mg. Voor kinderen van 1 tot 3 jaar geldt een grens van 65 mg, van 4 tot 8 jaar van 110 mg, van ouder dan 8 jaar 350 mg. Voor bepaalde toepassingen kan het echter noodzakelijk zijn om hoger te doseren, mits dit onder toezicht gebeurt.

Niettemin is magnesiumtherapie een zeer veilige therapievorm. Extreme overdosis kan bij sommige mensen een warmtegevoel en flushes geven, maar het optreden van hypotensie door magnesiumoverdosis is uiterst zeldzaam. Wel kan intensieve therapie met oraal magnesium (zoals eerder aangegeven) aanleiding geven tot osmotische diarree.

Contra-indicaties

Bij een verminderde nierfunctie, hartblok (een storing in de prikkelgeleiding van het hart) en neuromusculaire aandoeningen dient magnesiumsuppletie, indien mogelijk, enkel te geschieden onder medisch toezicht.

Bijwerkingen

Intensieve therapie met anorganisch magnesium, met name magnesiumsulfaat en magnesiumchloride, kan tijdelijk osmotische diarree tot gevolg hebben. Bij constipatie worden daarom regulier soms hogere doses van magnesium geadviseerd. Magnesiumsulfaat veroorzaakt gemakkelijker diarree dan andere magnesiumzouten omdat sulfaat, evenals magnesium, een osmotische werking heeft. Aminozuurgebonden magnesiumvorm en de meeste organische vormen worden goed opgenomen met een minimale laxerende werking.

Interacties

Gelijktijdige gebruik met tetracyclinen, digoxine, penicilline, ijzer of ciprofloxacine kan de resorptie van deze middelen verminderen door complexvorming en doordat magnesium maagzuurvorming remt.

Waarschuwing: Bisfosfonaten hebben een interactie met magnesium. Magnesium kan de absorptie verminderen van bisfosfonaten zoals alendronate (Fosamax), etidronaat (Didronel), tiludronaat (Skelid) en risedronaat (Actonel). Adviseer patiënten deze twee te scheiden en de magnesium minimaal 2 uur later in te nemen (69).

Calciumantagonisme

Het magnesium- en calciummetabolisme zijn nauw bij elkaar betrokken. Magnesium is een calciumantagonist: verscheidene enzymen die geactiveerd worden door magnesium, worden juist geremd door calcium. Als calciumantagonist reguleert magnesium de neurotransmittervrijgifte, spiercontractie en -ontspanning. De consequentie hiervan is dat magnesium een cruciale rol speelt bij de hartspierfunctie, neuromusculaire functies, spierspanning, bloeddruk en andere belangrijke lichaamsfuncties.

Calciumsupplementen kunnen de absorptie van magnesium uit de voeding hinderen maar alleen bij enorm hoge dosis (2600 mg per dag). Echter bij mensen met een normale magnesiumbalans heeft calcium geen enkel effect op de magnesiumstatus. Adviseer patiënten met een hoger risico voor een magnesiumtekort om de calciuminname te doen voor het slapen gaan in plaats van bij de maaltijden om de interactie met magnesium tegen te gaan (1, 70, 71). Magnesium lijkt geen effect te hebben op de calcium absorptie (6).

Synergisme

Een belangrijke cofactor voor magnesium is vitamine B6. Vitamine B6 helpt om magnesium de lichaamscellen in te transporteren. Daarnaast hebben ook vitamine C, vitamine D, calcium en fosfor een synergistische werking. Calcium, vitamine D en fosfor zijn vooral synergistisch op het gebied van de stofwisseling van botten en tanden.

Interacties met andere mineralen of kruiden

Vitamine D: absorptie van magnesium in de darm is vitamin D afhankelijk (72). Verschillende vormen van vitamin D, zoals ergocalciferol, 25-hydroxyergocalciferol, 25-hydroxycholecalciferol (calcifediol), en 1,25-dihydroxycholecalciferol (calcitriol) verhogen de magnesium absorptive vooral als het in hoge doses wordt genomen (72, 73, 74, 75). Dit werd gebruikt bij het behandelen van mensen met het malabsorption syndroom (73, 74, 76).

Geneesmiddelen die het magnesiumniveau verminderen

Sommige geneesmiddelen werken in op het verlagen van het magnesiumniveau. Soms is extra suppletie gewenst. De volgende goepen medicijnen brengen een verlaging in de magnesiumniveaus teweeg: Aldesleuken, Amifostine, Aminoglycosides, Amphotericin, Bèta-2 agonist, Carboplatin, Cisplatin, Cetuximab, Cholestyramine, Corticosteroiden, Cyclosporine, Digoxin, Diuretica, Oestrogenen, Fluoroquinolones, Foscarnet, Insuline, Panitiumumab, Penicillamine, Pentamidine, Proton pump inhibitor (PPI’s), Sodium fosfaat, Tacrolimus, Tetracycline antibiotic (34, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 125).

Is gezondheid ook jouw passie en wil je meer leren over voeding en suppletie? Bekijk dan eens onze Orthomoleculair Adviseur Basis.

Referenties

Referenties

  1. Food and Nutrition Board, Institute of Medicine. Dietary Reference Intakes for Calcium, Phosphorus, Magnesium, Vitamin D, and Fluoride. Washington, DC: National Academy Press, 1999. Available at: http://books.nap.edu/books/0309063507/html/index.html.
  2. Stendig-Lindberg G, Koeller W, Bauer A, Rob PM. Experimentally induced prolonged magnesium deficiency causes osteoporosis in the rat. Eur J Intern Med 2004;15:97-107.
  3. Rude RK. Magnesium deficiency: a cause of heterogeneous disease in humans. J Bone Miner Res 1998;13:749-58.
  4. Costello RB, Moser-Veillon PB, DiBianco R. Magnesium supplementation in patients with congestive heart failure. J Am Coll Nutr 1997;16:22-31.
  5. Young IS, Trimble ER. Magnesium and chronic fatigue syndrome. Lancet 1991;337;1094-5.
  6. Fine KD, Santa Ana CA, Porter JL, et al. Intestinal absorption of magnesium from food and supplements. J Clin Invest 1991;88:396-402.
  7. Douban S, Brodsky MA, Whang DD, Whang R. Significance of magnesium in congestive heart failure. Am Heart J 1996;132:664-71.
  8. Tranquilli AL, Lucino E, Garzetti GG, Romanini C. Calcium, phosphorus and magnesium intakes correlate with bone mineral content in postmenopausal women. Gynecol Endocrinol 1994;8:55-8.
  9. Ilich JZ, Kerstetter JE. Nutrition in bone health revisited: a story beyond calcium. J Am Coll Nutr 2000;19:715-37.
  10. Firoz M, Graber M. Bioavailability of US commercial magnesium preparations. Magnes Res 2001;14:257-62.
  11. Barbagallo M, Dominguez LJ, Galioto A, et al. Role of magnesium in insulin action, diabetes and cardio-metabolic syndrome X. Mol Aspects Med 2003;24:39-52.
  12. Galland L. Magnesium and inflammatory bowel disease. Magnesium 1988;7:78-83.
  13. Geerling BJ, Badart-Smook A, Stockbrugger RW, Brummer RJ. Comprehensive nutritional status in patients with long-standing Crohn disease currently in remission. Am J Clin Nutr 1998;67:919-26.
  14. Sabatier M, Arnaud MJ, Kastenmayer P, et al. Meal effect on magnesium bioavailability from mineral water in healthy women. Am J Clin Nutr 2002;75:65-71.
  15. McKevoy GK, ed. AHFS Drug Information. Bethesda, MD: American Society of Health-System Pharmacists, 1998.
  16. Suter PM. The effects of potassium, magnesium, calcium, and fiber on risk of stroke. Nutr Rev 1999;57:84-8.
  17. Cohen N, Almoznino-Sarafian D, Zaidenstein R, et al. Serum magnesium aberrations in furosemide (frusemide) treated patients with congestive heart failure: pathophysiological correlates and prognostic evaluation. Heart 2003;89:411-6.
  18. Ford ES, Mokdad AH. Dietary magnesium intake in a national sample of US adults. J Nutr 2003;133:2879-82.
  19. Rodriguez-Moran M, Guerrero-Romero F. Oral magnesium supplementation improves insulin sensitivity and metabolic control in type 2 diabetic subjects: A randomized double-blind controlled trial. Diabetes Care 2003;26:1147-52.
  20. Rattan V, Sidhu H, Vaidyanathan S. Effect of combined supplementation of magnesium oxide and pyridoxine in calcium-oxalate stone formers. Urol Res 1994;22:161-5.
  21. Ettinger B, Citron JT, Livermore B, Dolman LI. Chlorthanlidone reduces calcium oxalate calculous recurrence but magnesium hydroxide does not. J Urol 1988;139:679-84.
  22. Ceremuzynski L, Gebalska J, Wolk R, Makowska E. Hypomagnesemia in heart failure with ventricular arrhythmias. Beneficial effects of magnesium supplementation. J Intern Med 2000;247:78-86.
  23. Christiansen EH, Frost L, Andreasen F, et al. Dose-related cardiac electrophysiological effects of intravenous magnesium. A double-blind placebo-controlled dose-response study in patients with paroxysmal supraventricular tachycardia. Europace 2000;2:320-6.
  24. McCord JK, Borzak S, Davis T, Gheorghiade M. Usefulness of intravenous magnesium for multifocal atrial tachycardia in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Am J Cardiol 1998;81:91-3.
  25. Iseri LT, Fairshter RD, Hardemann JL, Brodsky MA. Magnesium and potassium therapy in multifocal atrial tachycardia. Am Heart J 1985;110:789-94.
  26. Davey MJ, Teubner D. A randomized controlled trial of magnesium sulfate, in addition to usual care, for rate control in atrial fibrillation. Ann Emerg Med 2005;45:347-53.
  27. Swain R, Kaplan-Machlis B. Magnesium for the next millennium. South Med J 1999;92:1040-7.
  28. Lasserre B, Spoerri M, Moullet V, et al. Should magnesium therapy be considered for the treatment of coronary heart disease? II. Epidemiological evidence in outpatients with and without coronary heart disease. Magnes Res 1994;7:145-53.
  29. King DE, Mainous AG 3rd, Geesey ME, Woolson RF. Dietary magnesium and C-reactive protein levels. J Am Coll Nutr 2005;24:166-71.
  30. Scheen AJ. Perspective in the treatment of insulin resistance. Hum Reprod 1997;12:63-71.
  31. Belin RJ, He K. Magnesium physiology and pathogenic mechanisms that contribute to the development of the metabolic syndrome. Magnes Res. 2007;20:107-29.
  32. Song Y, Manson JE, Buring JE, Liu S. Dietary magnesium intake in relation to plasma insulin levels and risk of type 2 diabetes in women. Diabetes Care 2004;27:59-65.
  33. Fung TT, Manson JE, Solomon CG, et al. The association between magnesium intake and fasting insulin concentration in healthy middle-aged women. J Am Coll Nutr 2003;22:533-8.
  34. Lopez-Ridaura R, Willett WC, Rimm EB, et al. Magnesium intake and risk of type 2 diabetes in men and women. Diabetes Care 2004;27:134-40.
  35. Huerta MG, Roemmich JN, Kington ML, et al. Magnesium deficiency is associated with insulin resistance in obese children. Diabetes Care 2005;28:1175-81.
  36. Guerrero-Romero F, Rodriguez-Moran M. Low serum magnesium levels and metabolic syndrome. Acta Diabetol 2002;39:209-13.
  37. Ehrenpreis ED, Wieland JM, Cabral J, et al. Symptomatic hypocalcemia, hypomagnesemia, and hyperphosphatemia sceondary to Fleet’s Phospho-Soda colonoscopy preparation in a patient with a jejunoileal bypass. Dig Dis Sci 1997;42:858-60.
  38. Killilea DW, Maier JAM. A connection between magnesium deficiency and aging: new insights from cellular studies. Magnes Res 2008; 21: 77-82.
  39. Magnesium Research: Official Organ of the International Society for the Development of Research on Magnesium, 18 (1), 35-52.
  40. Rossum, van C. T. M., Fransen H. P., Verkaik-Kloosterman J., Buurma E.M., Ocké M. C. Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010 : Diet of children and adults aged 7 to 69 years. Bilthoven: RIVM, 2011. RIVMreport 350070006.
  41. Magnesium intake and risk of type 2 diabetes: a meta-analysis. J Intern Med 2007;262:208.
  42. Altura BT, Memon ZI, Zhang A, et al. Low levels of serum ionized magnesium are found in patients early after stroke which result in rapid elevation in cytosolic free calcium and spasm in cerebral vascular muscle cells. Neurosci Lett 1997;230:37-40.
  43. de Valk HW, Verkaaik R, van Rijn HJ, et al. Oral magnesium supplementation in insulin-requiring Type 2 diabetic patients. Diabet Med 1998;15:503-7.
  44. Lima M, Cruz T, Pousada JC, et al. The effect of magnesium supplementation in increasing doses on the control of type 2 diabetes. Diabetes Care 1998;21:682-6.
  45. De Leeuw I, Engelen W, De Block C, Van Gaal L. Long term magnesium supplementation influences favourably the natural evolution of neuropathy in Mg-depleted type 1 diabetic patients (T1dm). Magnes Res 2004;17:109-14.
  46. Hornyak M, Voderholzer U, Hohagen F, et al. Magnesium therapy for periodic leg movements-related insomnia and restless legs syndrome: an open pilot study. Sleep 1998;21:501-5.
  47. Attias J, Weisz G, Almog S, et al. Oral magnesium intake reduces permanent hearing loss induced by noise exposure. Am J Otolaryngol 1994;15:26-32.
  48. Mauskop A, Altura BT, Cracco RQ, et al. Intravenous magnesium sulfate relieves cluster headaches in patients with low serum ionized magnesium levels. Headache 1995;35:597-600.
  49. Mauskop A, Altura BT, Cracco RQ, Altura BM. Intravenous magnesium sulphate relieves migraine attacks in patients with low serum ionized magnesium levels: a pilot study. Clin Sci (Lond) 1995;89:633-6..
  50. Peikert A, Wilimzig C, Kohne-Volland R. Prophylaxis of migraine with oral magnesium: results from a prospective, multi-center, placebo-controlled and double-blind randomized study. Cephalalgia 1996;16:257-63.
  51. Demirkaya S, Dora B, Topcuoglu MA, et al. A comparative study of magnesium, flunarizine and amitriptyline in the prophylaxis of migraine. J Headache Pain 2000;1:179-86.
  52. Schenk P, Vonbank K, Schnack B, et al. Intravenous magnesium sulfate for bronchial hyperreactivity: a randomized, controlled, double-blind study. Clin Pharmacol Ther 2001;69:365-71.
  53. Ciarallo L, Brousseau D, Reinert S. Higher-dose intravenous magnesium therapy for children with moderate to severe acute asthma. Arch Pediatr Adolesc Med 2000;154:979-83.
  54. Hill J, Micklewright A, Lewis S, et al. Investigation of the effect of short-term change in dietary magnesium intake in asthma. Eur Respir J 1997;10:2225-9.
  55. Covington TR, et al. Handbook of Nonprescription Drugs. 11th ed. Washington, DC: American Pharmaceutical Association, 1996.
  56. Covington TR, et al. Handbook of Nonprescription Drugs. 11th ed. Washington, DC: American Pharmaceutical Association, 1996.
  57. Johnson S. The multifaceted and widespread pathology of magnesium deficiency. Med Hypotheses 2001;56:163-70.
  58. Stendig-Lindberg G, Tepper R, Leichter I. Trabecular bone density in a two year controlled trial of peroral magnesium in osteoporosis. Magnes Res 1993;6:155-63.
  59. Tucker KL, Hannan MT, Chen H, et al. Potassium, magnesium, and fruit and vegetable intakes are associated with greater bone mineral density in elderly men and women. Am J Clin Nutr 1999;69:727-36.
  60. Houtkooper LB, Ritenbaugh C, Aickin M, et al. Nutrients, body composition and exercise are related to change in bone mineral density in premenopausal women. J Nutr 1995;125:1229-37.
  61. New SA, Bolton-Smith C, Grubb DA, Reid DM. Nutritional influences on bone mineral density: a cross-sectional study in premenopausal women. Am J Clin Nutr 1997;65:1831-9.
  62. Anderson PO, Knoben JE. Handbook of Clinical Drug Data. 8th ed. Stamford, CT: Appleton & Lange, 1997.
  63. Hinds G, Bell NP, McMaster D, McCluskey DR. Normal red cell magnesium concentrations and magnesium loading tests in patients with chronic fatigue syndrome. Ann Clin Biochem 1994;31:459-61.
  64. Clague JE, Edwards RH, Jackson MJ. Intravenous magnesium loading in chronic fatigue syndrome. Lancet 1992;340:124-5.
  65. Gantz NM. Magnesium and chronic fatigue. Lancet 1991;338:66.
  66. Deulofeu R, Gascon J, Gimenez N, Corachan M. Magnesium and chronic fatigue syndrome. Lancet 1991;338:641.
  67. Facchinetti F, Borella P, Sances G, et al. Oral magnesium successfully relieves premenstrual mood changes. Obstet Gynecol 1991;78:177-81.
  68. Walker AF, De Souza MC, Vickers MF, et al. Magnesium supplementation alleviates premenstrual symptoms of fluid retention. J Womens Health 1998;7:1157-65.
  69. Bendich A. The potential for dietary supplements to reduce premenstrual syndrome (PMS) symptoms. J Am Coll Nutrition 2000;19:3-12.
  70. Facchinetti F, Sances G, Borella P, et al. Magnesium prophylaxis of menstrual migraine: effects on intracellular magnesium. Headache 1991;31:298-301.
  71. Dunn CJ, Goa KL. Risedronate: a review of its pharmacological properties and clinical use in resorptive bone disease. Drugs 2001;61:685-712.
  72. Spencer H, Fuller H, Norris C, Williams D. Effect of magnesium on the intestinal absorption of calcium in man. J Am Coll Nutr 1994;15:485-92.
  73. Sojka J, Wastney M, Abrams S, et al. Magnesium kinetics in adolescent girls determined using stable isotopes: effects of high and low calcium intake. Am J Physiol 1997;273:R710-5.
  74. Hardwick LL, Jones MR, Brautbar N, Lee DB. Magnesium absorption: mechanisms and the influence of vitamin D, calcium and phosphate. J Nutr 1991;121:13-23.
  75. Charles P, Mosekilde L, Sondergard K, Jensen FT. Treatment with high-dose oral vitamin D2 in patients with jejunoileal bypass for morbid obesity. Effects on calcium and magnesium metabolism, vitamin D metabolites and faecal lag time. Scand J Gastroenterol 1984;19:1031-8.
  76. Fukumoto S, Matsumoto T, Tanaka Y, et al. Renal magnesium wasting in a patient with short bowel syndrome with magnesium deficiency: effect of 1-alpha-hydroxyvitamin D3 treatment. J Clin Endocrinol Metab 1987;65:1301-4.
  77. Krejs GJ, Nicar MJ, Zerwekh JE, et al. Effect of 1,25-dihydroxyvitamin D3 on calcium and magnesium absorption in the healthy human jejunum and ileum. Am J Med 1983;75:973-6.
  78. Selby PL, Peacock M, Bambach CP. Hypomagnesemia after small bowel resection: treatment with 1-alpha-hydroxylated vitamin D metabolites. Br J Surg 1984;71:334-7.
  79. Kozeny GA, Nicolas JD, Creekmore S, et al. Effects of interleukin-2 immunotherapy on renal function. J Clin Oncol 1988;6:1170-6.
  80. Hirschel-Scholz S, Paunier L, Bonjour JP. Interference of WR-531 with magnesium metabolism: mechanism of action. Miner Electrolyte Metab 1988;14:114-20.
  81. L’Hommedieu CS, Nicholas D, Armes DA, et al. Potentiation of magnesium sulfate–induced neuromuscular weakness by gentamicin, tobramycin, and amikacin. J Pediatr 1983;102:629-31.
  82. Tveskov C, Djurhuus MS, Klitgaard NAH, Egstrup K. Potassium and magnesium distribution, ECG changes, and ventricular ectopic beats during beta-2-adrenergic stimulation with terbutaline in healthy subjects. Chest 1994;106:1654-9. Sabra R, Branch RA. Amphotericin B nephrotoxicity. Drug Saf 1990;5:94-108.
  83. Whyte KF, Addis GJ, Whitesmith R, Reid JL. Adrenergic control of plasma magnesium in man. Clin Sci 1987;72:135-8.
  84. Rolla G, Bucca C. Magnesium, beta-agonists, and asthma. Lancet 1988;1:989.
  85. Martin M, Diaz-Rubio E, Casado A, et al. Intravenous and oral magnesium supplementation in the prophylaxis of cisplatin-induced hypomagnesemia. Results of a controlled trial. Am J Clin Oncol 1992;15:348-51.
  86. Fakih M. Anti-EGFR monoclonal antibody-induced hypomagnesaemia. Lancet Oncol 2007;8:366-7.
  87. Erbitux (cetuximab) product information. Bristol-Myers Squibb Company, Princeton, NJ. May 2007.
  88. Watkins DW, Khalafi R, Cassidy MM, Vahouny GV. Alterations in calcium, magnesium, iron, and zinc metabolism by dietary cholestyramine. Dig Dis Sci 1985;30:477-82.
  89. Runeberg L, Miettinen TA, Nikkila EA. Effect of cholestyramine on mineral excretion in man. Acta Med Scand 1972;192:71-6.
  90. Quamme GA. Renal handling of magnesium: drug and hormone interactions. Magnesium 1986;5:248-72.
  91. Magnesium research: From the beginnings to today. Magnesium Research, 17, 163–168.
  92. Guerrera MP, Volpe SL, Mao JJ. Therapeutic uses of magnesium. Am Fam Physician. Jul 15 2009;80(2):157-62.
  93. Rahman MA, Ing TS. Cyclosporine and magnesium metabolism. J Lab Clin Med 1989;114:213-4.
  94. Thompson CB, Sullivan KM, June CH, Thomas ED. Association between cyclosporine neurotoxicity and hypomagnesemia. Lancet 1984;2:1116-20.
  95. Allen RD, Hunnisett AG, Morris PJ. Cyclosporine and magnesium. Lancet 1985;1:1283-4.
  96. Schwinger RH, Eromann E. Heart failure and electrolyte disturbances. Methods Find Exp Clin Pharmacol 1992;14:315-25.
  97. Gottlieb SS. Importance of magnesium in congestive heart failure. Am J Cardiol 1989;63:39G-42G.
  98. Murry JJ, Healy MD. Drug-mineral interactions: a new responsibility for the hospital dietician. J Am Diet Assoc 1991;91:66-73..
  99. Ryan MP. Diuretics and potassium/magnesium depletion: directions for treatment. Am J Med 1987;82:38-47.
  100. Hollifield JW. Magnesium depletion, diuretics, and arrhythmias. Am J Med 1987;82:30-7.
  101. Heidenreich O. Mode of action of conventional and potassium-sparing diuretics–aspects with relevance to Mg-sparing effects. Magnesium 1984;3:248-56.
  102. Hansten PD, Horn JR. Drug Interactions Analysis and Management. Vancouver, WA: Applied Therapeutics Inc., 1997 and updates.
  103. Gearhart MO, Sorg TB. Foscarnet-induced severe hypomagnesemia and other electrolyte disturbances. Ann Pharmacother 1993;27:285-9.
  104. Palestine AG, Polis MA, De Smet MD, et al. A randomized, controlled trial of foscarnet in the treatment of cytomegalovirus retinitis in patients with AIDS. Ann Int Med 1991;115:665-73.
  105. Vectibix (panitumumab) product information. Amgen Inc., Thousand Oaks, CA. June 2007.
  106. Cantilena LR, Klaassen CD. The effect of chelating agents on the excretion of endogenous metals. Toxicol Appl Pharmacol 1982;63:344-50
  107. Seelig MS. Auto-immune complications of D-penicillamine – A possible result of zinc and magnesium depletion and of pyridoxine inactivation. J Am Coll Nutr 1982;1:207-14.
  108. Shah GM, Alvarado P, Kirschenbaum MA. Symptomatic hypocalcemia and hypomagnesemia with renal magnesium wasting associated with pentamidine therapy in a patient with AIDS. Am J Med 1990;89:380-2.
  109. Burnett RJ, Reents SB. Severe hypomagnesemia induced by pentamidine. DICP Ann Pharmacother 1990;24:239-40.
  110. Gradon JD, Fricchione L, Sepkowitz D. Severe hypomagnesemia associated with pentamidine therapy. Rev Infect Dis 1991;13:511-2.
  111. Safety Alert. Proton Pump Inhibitor drugs (PPIs): Drug Safety Communication – Low Magnesium Levels Can Be Associated With Long-Term Use. U.S. Food and Drug Administration, March 2, 2011. Available at: http://www.fda.gov/Safety/MedWatch/SafetyInformation/ SafetyAlertsforHumanMedicalProducts/ucm245275.htm.
  112. Mackay JD, Bladon PT. Hypomagnesaemia due to proton-pump inhibitor therapy: a clinical case series. QJM 2010;103:387-95
  113. Kuipers MT, Thang HD, Arntzenius AB. Hypomagnesaemia due to use of proton pump inhibitors–a review. Neth J Med 2009;67:169-72
  114. Cundy T, Dissanayake A. Severe hypomagnesaemia in long-term users of proton-pump inhibitors. Clin Endocrinol (Oxf) 2008;69:338-41.
  115. Doornebal J, Bijlsma R, Brouwer RM. [An unknown but potentially serious side effect of proton pump inhibitors: hypomagnesaemia]. Ned Tijdschr Geneeskd 2009;153:A711.
  116. Epstein M, McGrath S, Law F. Proton-pump inhibitors and hypomagnesemic hypoparathyroidism. N Engl J Med 2006;355:1834-6.
  117. François M, Lévy-Bohbot N, Caron J, Durlach V. [Chronic use of proton-pump inhibitors associated with giardiasis: A rare cause of hypomagnesemic hypoparathyroidism?]. Ann Endocrinol (Paris) 2008;69:446-8.
  118. Broeren MA, Geerdink EA, Vader HL, van den Wall Bake AW. Hypomagnesemia induced by several proton-pump inhibitors. Ann Intern Med 2009;151:755-6.
  119. Hoorn EJ, van der Hoek J, de Man RA, et al. A case series of proton pump inhibitor-induced hypomagnesemia. Am J Kidney Dis 2010;56:112-6.
  120. Fernández-Fernández FJ, Sesma P, Caínzos-Romero T, Ferreira-González L. Intermittent use of pantoprazole and famotidine in severe hypomagnesaemia due to omeprazole. Neth J Med 2010;68:329-30.
  121. Faulhaber GA, Furlanetto TW. Could magnesium depletion play a role on fracture risk in PPI users? Arch Intern Med 2010;170:1776
  122. Schwarz RE, Zagala-Nevarez K. Significant hypomagnesemia after celiotomy: implications of preoperative bowel cleansing with sodium phosphate purgative. Surgery 2002;131:236.
  123. Lote CJ, Thewles A, Wood JA, Zafar T. The hypomagnesaemic action of FK506: urinary excretion of magnesium and calcium and the role of parathyroid hormone. Clin Sci 2000;99:285-92.
  124. Niederstadt C, Steinhoff J, Erbsloh-Moller B, et al. Effect of FK506 on magnesium homeostasis after renal transplantation. Transplant Proc 1997;29:3161-2.
  125. Seelig MS. Increased need for magnesium with the use of combined oestrogen and calcium for osteoporosis treatment. Magnes Res 1990;3:197-215.
  126. Seelig MS. Interrelationship of magnesium and estrogen in cardiovascular and bone disorders, eclampsia, migraine, and premenstrual syndrome. J Am Coll Nutr 1993;12:442-58.
Sluiten